Tab..- eene eigenfchap is van den Vlinder, die op de volgende Tab. afgebeeld wordt;
XX . gelyk van meer andere foorten, wier afbeelding en befchryving hier na vol.
geh zal. De Voorpöoten van den tegenwoordigen zyn donkerer o f bruiner ,
dan de overige twee paaren, wier koleur graauwachtiger is. Dat nu deze Vo*
gels, na dat ze door de vermenging hun geflacht voortgeplant hebben, hun lee-
ven eindigen, daar omtrent hebben ze met alle anderen een e n ’t zelfde
noodlot.
De kleine, hairige, zwarte? r.öod - gefireepte en wit ge•
'•vlakte R u f s , benevens'haare verandering
- tot in een V l i j x D e r .
.§• i.
T ab. T"'\eze Rups is in ’t Voorjaar en d e n Zomer op allerhande Oöftboomen, als
XXI. J L / ook op den Witten Haagdoorn en allerleie foorten van Wilgen tevinden.
Z y komt in den laaten Herfit uit haar E i* , en als de invallende Winter koude
haar overrompelt, kruipt ze in de holen en ipleeten derboomfchorfe, verbergt
zieh in een bruin Spinzel, dat tamelyk digt is , en haar tegen den vorit en de
vochtigheid ter befcherminge dient. Zo dra nu de knoppen aan de boomen in
’t voorjaar beginnen uit te hotten, en de wärmte der Zonne tot in ’ t Winter-
kwartier der Rupfe doordringt, komt zy weder voor den dag, en zoekt haare
fpyze op. Wanneer de kleine Rupsjes zieh in den Herfil verlchuilen, zyn ze
niet veel meer dan f duim lang, en komen ook in ’t Voorjaar zo groot weder-
em te voorfchyn; waar uit men, niet zonder verwondering, ziet, dat deze
kleine Schepzelen, zelfs in den Rupfen - iland, zo lang zyniep aan ’t groeien
z y n , geene fpyze o f voedzel noodig hebben; en derhalve is ’t des te minder
te verwonderen, dat de Poppen zo-lang zonder. voedzel.,können .Ieevpn., :Na
verfcheiden veranderingen van huid, waar by in de tekeningen echter geen zon-
derling onderfcheid gezien wordt, geraakt zodanig eene Rups tot de grootte,
m | waar in dezelve op lab. XXL in de i !“ Fig. afgebeeld wordt, dat is omtrent
I " een duim lang. Het L y f is middelmaatig en overal genoegzaam even dik De
grond-
* In de Maand jiugußus des jaars 1 765. vond ik op de onderile zyde van ’t blad van een Ap-
pelboom , by een geel hairftof, waar mede de Vlinder de eieren , die er onder lagen ,
‘ doch reets ledig waren, overtoogen had, etlyke jönge Rupsjes, die dat blad-op deze zyde
• beknaagden , ea mogelyk" nog niet lan g. geleeden :u » e z e EierfGÜSaten ..gehroo'pen
waren. Want haare grootte was naauwlyks eene 'Iinje; van een Rhynlandfchen duim. Ze
waren allen met een zwarten Kop voo rzien, hairig, en, fchoon ze öp die wy£e getekend
waren als de Heer Rüfel dezelve hier befchryft, waren echter-liaare rodde tekeningennog
‘ zo roo’d n ie t, en veel meer O ran je-geel;.do ch dezelven wierden, met de toeneeinende
grootte der Rupfen, rooder. K l e em .a n » , . . ,
grondverwe der huid is zwart, en met körte wolle, gelyk een teder vilt, digtrait.
begroeid. Doch hier en daar„ zo wel op den K op , als op de andere leden.XXl.
itaan gantfehe bosjes van lange en dünne hairerr. De derde ring naail den
kop is op den rüg met een rond knopje o f bultje voorzien, waar op men door*
gaans een paar kleine, witte, ook zomwylen roode vlakjes beipeurt. Even achter
'dezen bult is nog een andere, die echter veel laager, en of met een wit,
of met een rood vlakje vercierd is. Een diergelyke ronde knop, met twee
witte vlakjes , ilaat ook op den laatilen ring. Van den kop a f tot aan den
laa'tften knop loopt ’er een breede Kaneel - roode itreep midden over den rü g ,
die door eene even zo lange, tedere, zwarte linie als in twee itreepen ver»
deeld wordt. Benevens dezen rooden rugitreep ziet men ter wederzyde eene
rei witte vlakjes, in diervoege dat 'er op ieder ring een itaa, den hals uitge-
nomen zynde. Van önderen längs den Buik is ’er van gelyke eene Kaneel-
roode linie, van den Kop af tot aan de Nafchuivers, getoogen. De voor-
noemde witte vlakken zyn , even als de zwarte grond , met körte wolle bekleed.
De Hals is wederzyds met een rood knopje voorzien, en de Pooten zyn zwart.
Midden in den rooden rugffireep, van achteren by den laatilen ring, ziet men
2 menie-roode knopjes, welke de Rups dikvvyls intrekt en weder uitzet.
§• 2.
^ Het Spinzel, ^waarmede deze Rups, voor dat ze in eene Pop verändert
zieh omkleedt, is langkwerpig-rond en geheel doorzichtig* , eenigzins bruin-
achtig wit van koleur , gelyk in de 2 de Fig. te zien is. Vöör het infpmnen ver- F g . 2,
bergt zieh deze Rups eemgen tyd tuiTcben de bladeren, o f kruipt ook welin
een hol offpleet der boomfehorfe, als ze diergelyke naby haar vindt; doordien
z e , wegens haar langkzaam kruipen, niet gaerne verre van de plaats gaat. De
Pop, m de 3 Hg. afgebeeld, is van gedaante aan de meeile Poppen dezerKg
ClafTe gelyk. Zy is zwartachtig varf koleur, doch het achterdeel heeft ter zy-
den eemge geelachtige ilreepen, m de lengte getoogen. Zy is kort fpits toeloopende,
en niet zeer bekwaam ter beweeginge. Na dat deze Pop omtrent
3 weeken gelegen heeft, komt’er de,Vlinder uit te yoorfchyn, het welk ge-
fceenlykeerft omtrent den Herfit gefchiedt f.
§• 3* .
Ik hebbe noodig geöordeeld, dezen Vlinder in drieerleie gedaante af te beel*
den
eyea
Q q