CHA S S I S IV .T a p JLTONJJM JSTo CTURNOILUM.
■Ftf.jL. Tah/Vir
Tfwr S \ 3 *
H ä
1 ' '
Ti#, z .
(■
■^¡5® ' i m * * ' * -
Tai. IX-
'yv-s -
Tab.X
&<?■* 1 1
Mi
Tai. XI.
FL • ' '1?'
« o s t e
S. ^gi'rTi et exc.
Doch behalve dezen’ zyn ’er nog veelen, die meer o f minder vercierd z yn , en Tab. VI.
nu eens meer in ’t bruine, dan eens meer in ’t graauwe vallen, .
§• 5-
In de 4 de Fig. zyn de Bovenvleugels aardig met oker-geele , graauwe en .
bruine vlakken en ftreepen getekend ; doch de Ondervleugels , die als een
Waaijer gevouwen zyn , hebben eene blinkende graauwe koleur , en aan den
uitgefchulpten buitenrand een oker- geelen zoom. Het gantfche L y f is desge-
lyks oker-geel en graauwachtig - bruin. Op het begin van ’t Achterlyf maakt
het Vederitof een paar kleine hoogzels; en op ieder Bovenvleugel worden ’er
’ ook drie diergelyken gezien; welken in de s ae Fig. wat duidelyker in ’t 00g vallen.
Deze Vlinder is, op de Vleugelen en ’t Voorlyf, bruinachtig- graauw;
omtrent den buitenrand vertoont zieh op ieder Vleugel een paar onregelmaati-
ge oker-geele Vlakken; waarvan ’er ¿¿ne, aan den voorften rand , met een
lmalien ftreep tot aan het lid loopt. De Sprieten zyn aan beide de geflachten,
welken men alleen door het dikke Achterlyf kan onderfcheiden , hairvormig;
en de Bovenfchenkels der zes Pooten zyn hier ook, gelykaandevoorigen,mec
geen hairen bezet.
D e graauwe gezellige H e g g e n - M o t , ö/ M . o t - R ü p s ,
in bei groote Weefzel, benevens haare Verandering tot
in een M o t - V l i n d e r t j e .
'§. 1.
A 1 wie des Zomers, inzonderheid in de maand July , zyne oogen over de y,-f
Heggen en Struiken wil laaten gaan, zal hier en daar een groot Spinzel
aan dezelven ontdekken; hoedanigen ’er alle jaaren by menigte te vinden zyn.
Dit Spinzel, o fW e e fze l, is wat grooter dan dat gene , ’t welk de grootfte
Huis- of Schütting -Spinnen tot haar verblyf vervaardigen; het wordt ook ge- •
meenlyk voor een Spinnewebbe aangezien ; -fchoon het niet door Spinnen ,
maar door eene foort van Mot-Rupfen zy toebereidgeworden.* Behalve deze
is ’er ook nog eene andere foort van kleine Infecten, die zieh desgelyks eene
diergelyke wooning toebereiden ; die echter niet onder de Rupfen, maär
onder de Maden behooren. Want hoewel ze in gevleugelde diertjes veränderen,
* Buiten deze en de volgende foort van Mot- Rupfen, kenne ik nog andere , hoewel klei- -
ner foorten, die zieh insgelyks in gezelfchap op een Weefzel aan de Heggen onthoudena
waar van ik , door den tyd, ook nog een Äfbeeldzel hoope mede te deelen. _ .
KLEEHiNB,