Fig. 6.
T ab .
L X III.
Fig. i.
§• 7-
De gemelde bundel van wollig fto f, dien het Wy fje , gelyk gezegd i s , aan
’t achterdeel -van ’t lyf draagt, Ichynt aan het zelve raedegedeeld te weezen,
om ’er zyne na de paaring gelegde Eieren mede te overdek ken. Het ontledigt
zieh van zyne Eieren gemeenlyk in de Maand Mai; en als het dezelven opeenen
hoop te zamen gelegd heeft, bedekt het die met zyn wollig ftof ten eene-
inaal; op eene dergelyke wyze als hier voorens van twee anderen dezerClafTe,
naamlyk Tab. 111. § ..io . pag. 203. en Tab. IX. §. 7. pag. 233. mede aangetoond
is ; waar toe de laatfte zieh echter van eene foort van flym bedient. Deze met
dat ftof bekleede Eieren zyn in de 6 de Fig. te zien; aan den eenen kant is ’er
het zelve iets afgenomen, om de geele, eenigzins plat-ronde Eieren zelfs te
toonen; zy hebben dit bedekzel inzonderheid noodig , aangemerkt zy veel
weeker zyn dan anderen. De jonge Rupsjes komen meerendeeis nog in- Mai
uit den dop, en erlangen in July haare volkomen grootte: doch de Vlinder
heeft, na de afgelegde hairen.en Eieren, een zeer vermagerd Achterlyf.
De gladde, bruin - roode, met byzondere witte vlakken vertier
de , zwart - koppige R u p s, benevens baare
verandering tot in een V l i n d e r .
§. 1.
T 7 olgens het bericht van den veelgeeerden Begunftiger myner LiefhebDerye,
V door wiens goedheid ik de tegenwoordige Rups, Fig. 1 . in de maand Mai
ontvangen hebbe, beftaat haar voedzel in de Eiken - bladeren *, waar op de-
zelve 00k gevonden was; doch die ze by my niet meer eeten wilde, overmits
de tyd haarer veranderinge begon te naderen. Z y was toen omtrent i j duim
lang, en alle haare ringen, die zieh door de inkervingen zeer onderfcheiden
verdeeld vertoonden, waren doorgaande, tot aan den laatften, van gelyke
dikte. De Kop, die, benevens de halsring, iets dünner was , had , gelyk
deze, eene zwarte koleur; en het overige ly f eene rood-bruine grondverwe,
, die
* Ik hebbe deze Rups, hoewel 00k maar eens, op den 4. Jwiy ontdekt tuffchen twee Eikebladeren,
welken z y , om ’er onder te veränderen, door eenig Spinzel te zamen gewogen
had: maar dewyl haare koleur meer'in 't-groene#j dan;.inh’t:bruin-roode v ie l, hield
ik ze voor eene my nog onbekende foort; doch de Vlinder, die den 24 Juny uit--haare
Bop -ter waereld kwain, overtuigde my, dat het deze Rups geweeft wäre, O f derelve^it
haare bruin-roode koleur, voor haare verandering in eene Pop miffchlen io eene groene
■ - verändere, dan o f ze 00k behalve de bruin-roode, -wit gevlakte huid,- in- een groen ge-
wa»d verfchyne, moete ik , tot nadere ondervinding, nog.onbeilift laaten.
K c e e m a n n .
d i e m e t d e v o l g e n d e c i e r a a d e n p r o n k t e , M i d d e n o v e r d e n , r ü g I i e p ’ e r , in d e T A B .
l e n g t e , e e n e r e i w i t t e v l a k k e n , w a a r v a n z o m m i g e d e g e d a a n t e v a n e e n E i k e l L X I I I .
h a d d e n : h o e w e l z e o p d e e e r f t e d r i e r i n g e n m e e r n a e e n f t r e e p g e l e e k e n . D e
E i k e l y o r m i g e w a r e n u i t t w e e v l a k j e s , d i e b y i e d e r i n k e r v i n g a a n e l k a n d e r r a a k -
t e n , o p z o d a n i g e e n e w y z e t e z a m e n g e f t e l d , d a t h e t , b r e e d e d e e l , o f h e t e i -
k e l h o e d j e , v o o r w a a r t s , e n d e e i k e l a c h t e r w a a r t s f t o n d e . D a a r e n b o v e n z a g
m e n o p i e d e r r i n g , a ä n d e z y d e n , d r i e w i t t e p u n t e n , a l s in e e n d r i e h o e k ; e n
o n d e r d e z e n e e n e v a n d e n h a l s t o t a a n h e t a c h t e r e i n d e l o o p e n d e w i t t e l i n i e .
Het verdere nog in ’t 00g vallende deel des Onderlyfs was wit; doch indier-
voege, dat ’er op ieder ring eene driekantige vlak der grondverwe ftonde; in
ieder van welken weder twee witte puntjes te zien waren. De 6 Voorpooten
waren volkomen zwart, en de 8 Buikpoöten , nevens de Nafchuivers , wit.
Voor ’t overige had deze Rups eene tamelyk fnelle beweeging; doch na dat ik
ze naauwlyks een paar dagen bewaardhad, begon ze haar voeder reets aan
ftukken te kaauwen, en daar uit eene foort van ketel o f behuizing te vervaar-
digen; het welk zy onfeilbaar, indien ze in vryheid geweeft wäre, zonder eenig
Spinzel te maaken, in de aarde zou gedaan hebben *.
§ .2 .
Toen ik na verloop van 5 dagen eens na myne Rups omzag, was ze even te
vooren in eene Pop veranderd, die gantfeh helder van koleur was, maar wel
haaft bruin - rood wierd’, gelyk we in de 2 äei?g. zien. Zy was, inzonderheid Hg, 2,
van achteren, tamelyk buigzaam, en met een uit twee fpitze puntjes beftaan- ,
de ftaartpunt voorzien. De beweeging, die ze telkens maakte, wanneer ik z e .
maar even aanroerde, vernieuwde myne hoop, dat ik .’er een Vlinder uit te
wachten had ; die 00k na v y f dagen te voörfchyn kwam. Doch dewyl dit een
Wyfje was, en ik de Rups , zo min als den Vlinder, voor dien tyd nooit ge-
zien had, kan ik 00k niet zeg g en ,o f het Mannetje met andere,tekeningenver:
cierd zy. Laat ons nu voorts dezen Nacht-Vogel nog eens wat naauwkeuri-
ger befchouwen.
§• 3- . . . .. „
Wy zien denzelven in de 3 de Fig. in eene vliegende gedaante. Zyne grond- Fig. 3,
verwe is meeftal witachtig, doch valt op verfcheiden plaatzen van ’t Ivf eenigzins
in ’t geel -bruine. De beide Bovenvleugels hebben van boven ettefyke hel-
dere, geelaohtige, bruin-roode, ert op het netfte getoogen cieraaden. In der-
zelver midden ftaan twee ringetjes naaft elkander, welker achterfte iets meer
ovaalis, dan ’t voorfte; waar b y , naar den kant des buitenrands, nog een
grooter gezien wordt, dat byna niervormig, eil in ’t midden met een dwarsftreepje
R hebbe hier boven reets aangemerkt , dat ik ze op een Eikeboom , in den .tyd van
haare verandering, gevonden hebbe; bygevoig zal ze niet ligt onder de aarde veränderen,
„ „ K l e e j i a n ü .
V'fi Dctl. 2de Stak. M m m