Cl a s s i s II.Pa p i l i o n u m N-o c t ü r k o r u m .
e ö ep&c.
en ter zyden geehchtig, | daar tuffchen n e t ettelyke bruine vlakken bezet Tab
ln ’t zitten draagt deze Vlinder zyne Vleugels op zodamg eene wyze, dat het LVIH.
»— I M ■ gelyk d e > Figivertoont. De zes g — 1
zen Vlinder zyn ook graauw,de Oogen zwart.en de daar boven itaande Sprie
ten Oker - geel. Deze koleur wordt voornaamlyk veroorzaakt door de veze-
len, waar mede men de Sprieten, fchoon ze wat fmal zyn , b e z a vmdt,doch
het fteeltje in ’tmidden, waar aan de vezelen zitten , iS zwart. Naar alleve -
moeden zullen de Sprieten van !t W y fje , ten opzichte dezer vezelen, eemg-
zins anders gefteld zyn.
De groote P y n b o o m - o f W o u d - R u p S , , ‘benevens haare
yerandering tot in een V l i n d e r .
§• H
Tn deze tweede Claffe der Nacht- Vlinders hebbe I reets vyfderleie Rupfen, Tab.
1 1 II., XXXV. ■ XXXV. ¿ ., XXXVI. en XLt. onder I H
eebraat die, zo wel ten aanzien haarer uiterlyke gedaante en tekenmgen, als
ook wegens haare overige Eigenfehappen en wyze van verandering, zeer vee-
le byzonderheden met elkander gemeen hebben, en echter met te min
fcheiden foorten blyven; thans komt ’er de zesde nog by. De Heer bnjcb
noemt ze in zyn X « ¡De el, pag. 13. de Pynboom ■ Ahm , en zeg t, dat ze m den
iaare 1728 in de Mark - Brandenburg by menigte, aan dePynboomen waren , en
toen aldaar derzelver kegeltjes, naalden of fpitze blaadjes meeftal weggevree-
ten hebben. Vermits ik nu Zieer begeerig was om deze Rups nader te leeren
kennen , beiteedde ik eenige jaaren achtereen veele moeite, met dezelve op
deze boomen te zoeken; maar die jaaren moeten zodamg geweett z yn , datze
de voortteeling dezer Rupfe meer verhinderd, dan bevorderd hebben: want
hoe zeer ik B f beyverde, en hoe fcherp ik ook. toezage, ik kon ze in langen
tyd niet ontdekken. Zomwylen vond ik in de maanden van WM en Äugujtus,
tuffchen de Naalden van de Pynboomen, wel eenige langkwerpige Spmzelsvan
deze Rupfen, die ik mede naar huis nam,.om te zien, hoedamge Vlinders er
uit zouden voortkomen; en ik was • ook wel haaft zo gelukkig van dezelven te
krygerij en tevens te ontdekken, dat ik den Vlinder had, dien de rlr. rrjeh
als den Vlinder der Pynboom - Rupfe afgebeeld heeft: rnaar dit geluk ver-
grootte telkens myne begeerte, -om de Rups z'elve te zien. Deze begeerte,
wierd .ook eindelyk voldaan, doordien ik’ eene R u p s , hoewel zeer jong en
klein zynde, vond. Doch myne vreugde was van körten duur: want ichoon
ik my aari haare opkweeking veel gelegen liete liggen, en ze inzonderheid ge-
noegzaam voeder bezorgde, lieten echter de reets in haar woonende Maden
haar niet boven de 8 dagen leeven. Dit verlies veroorzaakte m y , als hgt te
K k k i ^