Fig. i .
en s.
Fig. 3.
F ig . 4.
dlT heCf f l r > Pm er gedeeltlyk uic H l te komen, als het zyn Jar] ee" e plaatsnaar de andere kruipen wil, en de laat-
je , zynde wit van koleur, en zo wel van vooren als van achteren open. De
f te , om zieh van zyn drek te ontlaften, die uic loucer wit-graauwe kogekjes beiiaat.
i S t 11 r PSi f nSsl:,ens g[ooter worde, en 00k dienvolgens gelyk an-
n.Vr P f n fverve,lle | ,zo b.eho^fc h,et echter zyne eens vervaardigde wooning
met te verlaaten; doordien het dezelve naar vereifch van zaaken vergrootenen
verwyden kan Zyn wasdom duurt van Mai of Juny tot in November en De-
cember-. doch hoe groot de fchade z y , die het geduurende dezen tyd aan het
Peltwerk toebrenge; ondervmden die genen beit, welken hunne Bont-ofPeit-
Z } L l ° r rS 6n 1 den 1 1 1 1 1 v)ylis uitkloppen , o f met zodanige
dtenüige middelen voorzien, als ik hier onder aan de hand zal geeven.
§. 2.
In de t fte Fig. is dit Rupsje in zyne wooning, en in de zdl Fig. buiten dezelve
te zien. De grootile lengte, die het bereikt, maakt naauwlyks hetder-
de deel van een duim uit. Zyn lyf is rank, geelachtig - wit vankoleur, en met
kleine hairtjes bezet. Midden over den rüg ziet men een door de huid heen
, ynende donker- roode bruinachtige ilreep, die naar den kop in een rood
vlakje eindigt, en zieh gelyk eene pols - ader beweegt. De Hals is met een in
t midden naar de lengte verdeeld zwart-bruin Schild voorzien, en de Kon
heeft msgelyks eene blinkende zwart - bruine koleur. Hoe klein nu 00k de poo
ten van dit Rupsje zyn , zo kan men nochtans duidelyk zien, dat hetvanvoo-
ren zes ipitze, aan den buik 4 paar van onderen in ’t rond donker bezoomde
Pooten, en van achteren twee, meer bruine dan w itte , Nafchuivers heeft.
Voorts weet zieh dit Rupsje, even als anderen, van een draad tot zynezeker-
neid te bedienen, en zo wel van vooren als van achteren, om de vervoleinff
te ontgaan , zeer behendig uit zyne wooning te komen. Indien het by toeval
d?nen worde> weet 00k met ’er haafl. eene andere te vervaar-
§ 3-
In February , Maart en J p r i l verliezen de meeiten dezer Rupsjes deneeduft-
waar op zy zieh te zamen voegen, gelyk in de 3de Fig. gezien wordt. i\a dat
ze zieh van hunne vuiligheid gezuiverd hebben, iluiten ze de beide openingen
toe; worden lets korter en dikker, en veränderen eindelyk in Mai, zoalsook
zommigen reets in April, in eene Pop, welke aanvangkelyk gantfeh wit is en
naderhandzo geelachtig-bruin w ordt, als ze zieh in de 4'*= Fig. vertoont: doch
hoe meer de tyd der geboorte van ’t Vlindertje nadert, hoe ze donkerer van
koleur worde. Z y heeft geen ilaartpunt; maar is voor ’t overige den anderen
m geicalte gelyk.
§• 4-
Na T4 dagen komt ’er een Mot-Vlindertje uit te voorfcbyn, gelyk hier in
de 5de Fig. vliegende, en in de ddeFig. zittende afgebeeld is. Zyn Kopishai- %• 5-
rig en Oker - bruin, met twee zwarte oogen en hairvormige iprietjes voorzien. 811 -
Het Voorlyf is blinkend graauw en ’t Achterlyf bruin, met heldere ilreepjes
vercierd. De Bovenvleugels zyn, gelyk aan de meefte Mot-uiltjes, aardig
uitgefchulpt, en van achteren verheven; 00k aan den buitenrand met eene foort
van franje bezoomd. De grondverwe dezer Vleugeltjes fchynt, wegens haaren
glans ,■ met goud en zilver vermengd; doch in 't midden vertoont zieh, tot een by-
zonder kenteken, een zwart vlakje. De fmalla Ondervleugels zyn 00k met
hairachtige franje bezet, en daar benevens blinkend helder-graauw vankoleur.
De 6de Fig. vertoont ons , hoe dit Mot-Vlindertje zyne Vleugels geüooten
draagt; en dat het zes zeer tedere en zwarte pootjes heeft.
§• 5-
Wat nu aangaat de Middelen, waar door deze fchadelyke Galten uit het
Peltwerk te verdryven zyn, zo dient men hetzelve in Mai en Juny daar mede
te voorzien; want als deze tyd voorby is , zyn ze bezwaarlyk uit te rooien.
Veelen denken hetzelve genoegzaam bewaard te zyn , wanneer zy ’er een iluk
Pynboomen-hout by leggen; anderen flaan ’er Linnen doeken omheen; endit
is beter dan het eerite, inzonderheid wanneer het Linnen niet al te grof, al-
voorens in Zout- o f Salpeter- water gewaflehen, enwederomgedroogdis. Doch
men doet nog beter, als men de vochtige doeken met poeier van Z wavel beftrooit,
o f door en door met Zwavel berookt.*
* Ook hier is de Campher, ter afweeringe dezer Infeften, een heilzaam Middel.
K l e e m a n n .
B b b b 2 B Y