i l
I Hi 9 Tab.
S • „LVII.
Wanneer zodanig eene Rups in Mai oTJuny gevonden wordt, moet men
niet denken, dat ze reets in dit jaar uit het Ei gekömen is : want het nageilacht
wordt nog in den volgenden Zomer, uit de Eiertjes,: die de W y fje s -V linder
.ais dan enkelvoudig-aan de Kruiden vaftgelymd heeft, gebooren. Deze Eieren
zien ’er uit als helder-geele paerlen, en zyn gantfch rond, geiyk In,
i&c Fig. dezer Tab. LVII. te zien is; na.datze 8; dagen gelegen hebben, ko-tig. u
men de jonge Rupsjes’er uit te voorfchyn-; welke alsdan helder Oker-geel zyn ,
maar geen zwarte vlakken hebben. Vervolgens krygen ze , by îeder vervel-
ling, eene fraaier gedaante.. Als ze omirent de helft van haarë gewoonlyke
■ erootte bereikt hebben, en de koude nachten invallen, dan zoeken ze haare
veilige fchuilhoeken, waarin ze den gantfchen Winter door , zondereemgvoed-
.zel, blyven liggen. De aankomende Lente, waar door alles in de Natuuryer-
•leevendigd wordt, wekt ook onze Rupsjes weder uit den flaap ; enze groeien,
met haar aangroeiende voedzel, tevens dermaate in grootte, dat men ze inde
■voorgemelde Maanden reets volwaflen vinde. Doch haare lengte is dan nooit
iboven één duim, en de 2de Fig. vertoont ons zodanig eene volwaffen Rups ,Fig.t.
.welke wy .nu wat nader zullen befchouwen.
<§• 3-
Het lyf onzer Rupfe is tamelyk dik, e n ’t zelve beílaat uit 12 diep ingekor-
venleden; dochdeKop is , ten aanzien van ’t dikke lyf, zeer klein. Deze
Kop is zwart, waar tegen de grondverwe v a n ’t gantfche ly f, doorgaande, eene
zwavel- geele koleur heeft. De .Hals, waar aan de Kop z it, is tamelyk
klein, en echter kan de Rups den kop zodanig in den hals trekken, dat hy er
ten eenemaal in verborgen zitte. Alle de ringen , uitgenomen de laatfle, zyn
-met wrattenvormige verhoogingen of bultjes bezet,die te zamen vier reiënuit-
■maaken ; waar van ’er twee boven over den rüg loopen, en de twee anderen
op ieder zyde van den built te zien zyn. Alle deze verhoogingen o f bultjes
zyn met zwarte vlakken ; doch van onderfcheiden gedaante, getekend : want
op de twee reiën van den rug ziet men de vlakken grooter, dan aan de buik-
•zyden. Ook zyn alle de rugge - vlakken niet even eens geregeld ; vermits ’er
op de beide aan den hals volgende ringen|len op den laatflen , maaar éér.e i s ,
en alle de overige ringen twee zwarte vlakken hebben ; de eerile dezer vlakken
is groot, en de laatibe klein , zo dat die meer een itreepje, dan eene vlak,
gelyke. De zyde-bulten zyn ook met twee zwarte vlakjes vercierd,.maar die,
als reets gezegd is , kleiner zyn dan de boveniten.
§>4-
De zes Voorpooten zyn zwart, en de acht Buikpooten, gelyk ook de twee
Nafchuivers, zo geel als de grondverwe van ’t lyf. Wanneer men deze Rups
H i 3 - flechts