C l a s s i# IL L \ p iu o N m .N o c T U K s r o K U J ^
3 : J ü / è i J e c i l ¿ Te
m m m m
S. 12. - Tab.
• XX XV.»
Vermits nu deze Vlinders zieh ieverig toeleggen op de voortplanting van
hun geflacht, gelyk alie Infecten, en zieh terftond, zo dra ze maar können
vlieaen, zoeken te paaren en te vermengen ; zo is ’er ook jaarlyks, omtrent
het einde van den Zomer, hun broedzel reets weder, W an t, op zyn langítS
daeen na de vermenging, leggen de Wyfjes hunne Eieren, welke zy gemeen-
lyk hier en daar in ’t gras verftrooien, zo dat men ’er niet ligt iets van te zien
kryee. Dewyl echter myne t ’huis opgekweekte Vlinders Eieren gelegd hebben,
zo kan ik dezelven a fbeeiden, en vertoone zeook daarom in de 7 de Fig.Fig. 7.
onzèr Tab. Ze zyn langwerpig- rond en bleek- bruin van koleur. Na 14 daeen
komen de jonge Rupsjes ’er uit te voorfchyn, groeien en voeden zieh zo
lang, tot dat z e , gelyk boven gezegd is , door de invallende koude, genood-
zaakt worden, de Winterkwartieren te betrekken.
De graauwe, bruin - gevlakte R u r s , met een Stuart
als een Vifch, benevens haare verandering
tot in een V l i n d er.
§• 1.
y"\nder het getal der Rupfen van eene buitengewoone geilalte, waar van ’er
U reets eenigen in deze Chile voorgekomen z yn , behoort ook deze tegen-
woordige. Men kan dezelve, doordien het laatfte lid van haar ly f de gedaan-
te van een Vifchen - ilaart heeft, en verdeeld is , gemaklyk van alle andere foor-
ten van Rupfen onderfcheiden. Zonder dit kenteken zou men ze ligt met eene
andere, hoewel iets grootere foort, welke eerlang zal volgen, verwiffelen,
nademaal zy elkander voor ’t overige zeer gelyk zyn.
§• s.
Ik hebbe dit Rupfen - geflächt niet alle jaaren können vinden, fchoon ik de
Pruimen- en Kwetfenboomen, waar aan zy zieh gewoonlyk ophouden, welvly-
tig doorzochte*. En dus wordt ook by de Infeäen- Verzamelaars onsgemee-
ne Duitfche Spreekwoord b ewa arhe id dat het alle dagen geen vang-dag is ; want,
het gene men zomwylen in menigte vindt, daar moet men dikwyls naderhand
lang
* Nog kort gelegen heeft een myner goede Vrienden, naamlyk de Hr. J .N . Körner, te Frank»
fort aan,den Main,wiens Berichten ik feder t etlyke jaaren tot myn grooifte genoegen nooit
bngegrond bevonden hebbe, my gelieven te verzekeren, dat hy in dit loopende jaar 1766*
deze Rups in een bofeh aan een Haageboekeboom gevonden heeft. K l e em a n n .
A a a 2