3-
tekening volkomen naar den wenfch van den Hr. Reaumur uitgevallen z y : Want
hy is zo naauwkeurig , dat hy het volgende eordeel over myn Werk heeft ge.
veld; te weeten: dat ik gclukkiger wäre in de afbeelding der Papillom ,dan in die der
Rupfen*. Doch fchoon zyne Rups in eenige ftukken van de myne verfchille
de Spinzeis van beiden komen echter volmaakt met elkander overeen; en de
2 de Fig. onzer lab. toont zonneklaar, dat het zelve gevoegelyk by een Eikel
te vergelyken zy. Ten aanzien van dit Spinzel moeten wy hier ook nög aaa.
merken, dat het zieh, by de uitkoming des Vlinders, öpene, zo dat ’er zieh
een zeker klein Dekzel van afzondere, gelyk ik in de gemelde Figuur äantoo-
ne. Dit dekzel kan ook reets befpeurd en onderfcheiden worden, wanneer het
Huisje, ( men zou het ook gevoeglyk een Tonnetje können noemen, ) nog in
zyn geheel is: want ter plaatze daar de Vlinder met zyn Kop gelegen is, ver-
toont zieh een graauwe Ring. De Hr. Reaumur maakt hier geen gewag van;
maar het kan ligtlyk weezen, dat h y , dewyl zyn Papillon niet uitgekomen
i s , zulks niet opgemerkt zal hebben.
' §• 5-
In dit harde en blaasachtige Spinzel blyft de Rups nog 4 o f 5 dagen liggen;
waar na zy haare huid afftrookt, en in de gedaante dier Poppe verfchynt,welke
wy in de 3 de Fig. afgebeeld zien. 1k hebbe hier voorens Tab. IV . dezer
Claffe §. 9. pag. 21 r. gemeld, dat de Rupfen, welken in weeke Poppen veränderen
, altöos een hard en ity f Spinzel verväardigen, waarin ze des te minder
gevaar loopen van befchadigd te worden; en met de tegenwoordige Rups is
het even zo gelegen. De koleur dezer Poppe is wel voornaamlyk Oker - geel,
maar valt echter iets in ’t Oranje - geele. T er plaätze, daar anderen een Haart-
punt hebben, loopt zy ftomp toe; doch op dp zyden worden, gelyk by ande
* Byaldien deze anders .zo verlichte en groote Natuuronderzöeker dat oordeel.-in die mee-
ning geveld heeft, als o f zyne Graveerders, welken hy tot de afbeeldingen zyn er in ’t
licht gebragte en ongekoleurde ln feiten gebruikc heefr*,‘in het afbeelden der Rupfen ge-
lukkiger waren geweeft, dan de fleer ¡{fei; zo zullen de Künilkundigwi en kenners van
Tekeningen, die met de Natuur overeenkonren, nietrecht we'eteh, hoe zy dit vonhiszul-
len beöordeeien. Want als men de moeite gSlieft te neemen , van beide de Figuuren.zo
van Röfel als van Reaumur, tegen de Natuur te vergelyken, zahmen, zonder dat men in
*t minite partydig behoeve te zyn ,n ie t alleen uit de gronden, welken de Tekenkunilleert,
maar ook uit de.beite,overeenftemming met de Natuur, ( d e Figuuren m.ogen gekoleurd,
o f ongekoleurd z y n , ) welke in de afbeeldingen van den eenen, o'f vän de'n anderen, te
befpeuren i s , getnaklyk können oordeelen, in welke afbeeldingen meer natuurlyke waay-
heden en meefterlyke trekken, zo in Rupfen als in Vlinders, uitgednukt z yn , o f in die
van Röfel, o f in die der Graveerders van Reaumur. Ik voor my ilelle v aft, dat die Kenners
en L ie f hebbers van de Hiitorie der Infeiten miiTchien niet kwaalyk g'eÖofd'eöid hebben,
die Hellen, dat Röfel alle de gehen, die voör hem geleefd hebb'en, in de kUnit Van rlier-
gelyke Infecten natuurlyk af te beeiden, oveftroffen heeft, en dat, z o ’er ook na zynen
Dood diergelyke Na-yveraars opflonden--, dezen te ligter tot dien trap van yplmaaktheid
geraaken; om dat ze Röfel tot Onderwyzer, tot Model en tot Voorfchryver gehad hebben.
K l e e m a k n .
deren, de Spiegelpunten , o f Luchtgaten, zeer duidelyk gezien ; en by deTan.
minfte aanraaking geeft ze haare gevoeligheid terilond te kennen. Z y blyft in LXH.
haare wel beQooteri wooning den gantfehen Winter door,tot in h^t Voorjaar,
liggen; en in Jpril o f Mai komt ’er de Vlinder uit, na dat hy het deurtje, o f
dekzel, van ’t Spinzel met den kop heeft opengeilooten. Zo dra hy zieh in vry-
heid bevindt, zet hy zieh op deze o f gene plaats , alwaar zyne Vleugels onverhin-
derfl können groeien * , zo lang vaft, tot dat dezelven zieh volkomen uitgebreid
hebben; het welk binnen een half uur gefchiedt; en alsdan vertoont hy zieh
in die gedaante, welke pn? d e 4 ^ en 5 ^ Figuuren voor ’1; 00g brengen.
§ .'6 .
De 4 de Fig. .vertoont ons een vliegend Wyfje , en fchoon het zelve van het Fig. 4.
Mannetje niet reets door de Sprieten en het dikke Achterlyf te onderfcheiden
wäre, zo zou de tamelyke bundel van graauwe wollige hairen, aan het laatfte
lid van zyn Achterlyf hangende, tot een Kenteken können dienen; nademaal
het Mannetje daar van ontbloot is , en het Wyfje dezelven tot een byzonder
gebruik heeft, gelyk we ftraks zullen zien. De grondverwe dezer Vlinder?is,
zö wel aan de vier Vleugelen, als aan het gandche lyf, rood bruin; echter
valt ze op zommige plaatzen eenigzins in ’t graauwe; dat by het lid der On-
dervleugelen, en omtrent den buitenrand der bovenften, als mede aan’t Voor-
lyf, eenigermaate zichtbaar is. Voorts zyn in deze Vleugelen nog de volgende
cieraaden op te merken. De Bovenvleugels hebben twee witte vlakken; eene
groote naby ’t lid, en eene kleiner omtrent in ’t midden; tuflchen deze en
den buitenrand ziet men een helderen dwarsftreep, en ook een diergelyken in
de Ondervleugelen. Het Achterlyf is op de inkervingen met iets helderer
ftreepjes, dan de grondverwe zieh vertoont, voorzien. De manier, op welke
deze Vlinder zyne Vleugelen fluit, vertoont ons het Mannetje in des de Fig. Fig.s»
het welk eenigzins breede vedervormige Sprieten heeft, en ook dünner van ly f
is. Verder wordt men in ’t befchouwen dezer geftalte gewaar, dat zyne Poo-
ten, en wel voornaamlyk de bovenfchenkels, met bruin ftof begroeid zyn.
' §• 7-
* Het gene de.Heer Röfel hier en overal het groeien- der Vleugelen noetnt, zou onzes 00r-
deels begrypelyker voorkomen, indien men onderRelde, dat , even a ls de Vlinder by zy.
ne geboortekyne volkomen geiiälte h'eeff; zo ook de Vleugels, nog in ’t Poppenvlles zit-
tende, reets hunnebehoorlyke grootte hebben; maar dat ze , in eengekrompen o f gevou-
wen zynde.om de kleinheldvan hnnne legplaats.en nadegeboorte meer ruitnte hebbende,
allengskens uit elkander zakten, o f zieh ontplooiden, en dus bunne uitgebreidheid kree-
gen; dat genoegzaam als eene zichtbaare groejing-is aan te merken. Indien de Vlindei
zelve, gelyk meeft alle andere D ieren , klein gebooren wierdipenjällengskens' opgroeien
en grooter worden moeft, zou zulks ook zekerlyk omtrent de Vleugelen plaats hebben :
maar dit zo n ie tz yn d e , is ’t ook eer te denken, dat de"Vleugels zicb Rechts öntplöpien ,
dan dat ze wezenlyk groeien. Hoe ’t z y , ik hebbe, deze groejing der Vleugelen befebou.
•sende, zulks voor eene uitdying o f ontplooijihg gehouden; fehoon het daarom evenwel
eene weezenlyke groejing zou können zyn , waar voor onze meer verlichte Schryverhet
opgedft; - D * V e r t a a x . * ! ! .