C l A S S IS I I T a f k io n u i a J V o c t v k n o h u i a
Van de I paar Pooten des Vlinders zal ik alleenlyk aanmerken, dat de Boven- Tzb.
fchenkels aan dezelven zeer hairig zyn; dat de koleur eenerlei is met die van XLI,
’t Voorlyf, en dat het voorile paar gemeenlyk iets donkerer fchynt, dan de
overige 2 'paaren.
§. n .
Het Wyfjes - geflacht van dezen Vlinder, in de <5de Fig. te zien, heeft niets Fig. ff.
byzonders by het Mänlyke vooruit, dan het dikke Achterlyf; zo dat ik van
deze 6 de Fig. niet anders te melden hebbe, dan ’t gene er §. 9. reets vaii ge»
zegd is. De H Fig. vervat de af beelding der Eieren, die van deze Wyfjes- Fig. 7.
Vlinders gelegd worden. Dezelven zyn rond van gedaante, bleek - groen van
koleur, en met een klein donker-groen reepje vercierd*.
De gladde, zwart- en geefi.geblakte S a l a d e - R u p s ,
henevens haare verandering tot in
een V l i n d e r .
§. 1.
T Termits ik de tegenwoordige foort van Rupfen nooit op eenig ander gewas, T ab. V dan aan de zogenaamde Tuin-Salade, (Laäuca h'ortevßs, fativa') gevon-XLiI;
den hebbe; geeve ik ze den naam van Salade - Rups. Men vindt ze meeital in
Juiy en Juguftus, alhoewel ze in verfcheiden jaaren zeer zeldzaam zyn, en in
’t algemeen niet iterk voortteelen. Zy bemint de eenzaamheid, zo dat men
’er zelden meer dan eene aan ¿ene Salade-plant zulle vinden. Met deze bladeren
hebbe ik alle die genen, welken'Ik t’huis opkweekte, gevoerd, en ge-
lakkig ter veranderinge gebragt. Maar of ze van nog meer gewaflen ee-
ten, kan ik niet zeggen, en hxoet zulks voor.eene nadere ondervinding over-
laaten. Zy hebben zo dikmaals, als andere foorten, verveld,, en eindelyk,
geheel volwaflen zynde, de lengte van 2'duim bereikt. De Leden of Ringen
van ’t lyf zyn, aan deze foort van Rupfen, byna vap gelyke dikte, doch vry
verre van elkander gefcheiden; gelyk uit onze naauwkeurige af beelding in de
1 Fig. te zienis. De Kop, die van eene tamelyke grootte, en blinkend-ßg. u
zwart js , heeft op de voorvlakte een witten driehoek. Boven op den rüg ziet
men op ieder ring eene Oranje-geele , Tuitvormige vlak. O f ik nu de grond-
verwe dezer Rupfe wit, geel, of zwart zal noemen, hier omtrent kan ik my
niet
* Dez#Eleren zyn eigenlyk o ra a l- ro n d , en bebben'veel.tneer e e n e witacbtlge .met graauw-
.'ücbcig-groene reepjes vercierde koleur. ’t Is wel w ä g t, dat ze in ’t oogenblik , wan-
; neer de Vlinder ze le g t , groen z y n , maar- ze blyven bet niet la n g , en worden wel haaft
Witter... - K l E em Ätrtfc