Tab,
XV.
Pig. i .
Hg. 2 .
want de bladeren zitten van onderen vol van deze Uiltjes. Z y paaren kort na
hunne geboorte; en het Wyfje legt weinig dagen daarna zyne bevruchte Eieren
wederom, aan de onderfte zyde van die zelfde IN'etelbladeren..
De M o t - R u p s , die den Infekten- Verzamelingen zo fchade*
tyk i s , betuvens haareVeranderingtotmeen. M o t - u i l .
§. i..
iet alleen moeten de leevende In(e£ten menigmaal aan andere Infe£fen tot
I ^ Ipyze dienen, maar ook de dooden; gelyk diegenen , welken hunne Na-
tnur- en Konil- Kabinetten ook met eene Verzameling van Jnfeften vercieren,
dikwyls, tot hun grootfte verdriet, moeten ondervinden. Wanneer ik eens
in September en OEhbcr myne verzamelde Infedten befchouwde, wierd ik onder
de vaflgeftoken Vlinders, Kevers. enz. gewaar , dat eenigen derzelven niet alleen
doorboord, .maar ook gedeeftlyk opgepeuzeld: waren. Dit ongeluk kon ik
niet anders, danSaan. myne Nalaatigheid toefchryven ; dewyl ik naamlyk de
Laad'en, wäarin ik ze bewaarde, al te lang, zonder ze mec Vernis. te beftr.y-
k en , of dezelven, ten tyde dat deze Mot - uiltjes menigvuldig omzwerven, te
veel open gelaaten had. Door ’t Vernis zyn ze ’t beft te verdryven; en door
de openlaating geeft men denzelven geiegenheid , om hunne Eieren op de droo-
ge lnfeäen te leggen; het welk meeilal in Mai en Juny gefchiedt. Uit deze
Eiertjes körnt, na verloop- van r 2 dagen , huiten twyflfel, een klein R'upsje
voort, dat ten eeriten in het Infect, daar ’t aanzit, inkruipt; de zeer kleine
opening met een weinig vuiligheid toeilopt, en ’er zieh vervolgens by de drie
maanden lang in. geneert. Geduurende dien tyd bereikt het zyne volkomen
grootte; het maakt dan eene grooter opening in ’t lichaam-van zyn verblyf, en
verraadt dus, door het daar uit vallende vuil , zynetegenwoordigheid; invöe-
ge dat men dit fchadelyke Gaftje te ipade gewaar worde.
S. 2-.
Tn de i fte Fig. dezer X V iie Tab. vertoone ik het Rupsje in zyne natuurlyke-
grootte, beloopende, in de len g te om t ren t een derde van een duim ; doch1
het is doorgaans gewoon krom te liggen. In de 2ie Fig. hebbe ik het by Ver-
grooting afgebeeld; daar uit is onbetwiitbaar te zien , dat het wezenlyk onder
de Rupfen te rekenen z y , en het gewoonlyk getal van Poot-en, gelyk de mee-
ile Ru-pfen , bezitte. De ringen van ’t ly f, waar onder de 4. paar buikpoo-
ten flaan, zyn de dikften , en de overigen veel dünner. De grondverwe van
’t ly f is. Oker • geel, en met veele zwarte puntjes befprenkeld, waarop tedere
hairtjes te zien zyn. De Kop- is iood.- bruin-, en de hals is met twee blaauwe
vläfe
- C L A S S IS TK P A F IL IO J siUM NOCTTFRJsfORTJMT^
b.XVI.
SFSo/eifeciir et etxc ■