C l a s s i s K B m L M iN U K j S b c r c R N im r s x
TaEXXXSTa
lyf begint, met een hoog verheven wrong. De Sprieten zyn hairvormig, enTAB.
de Oogen glmilerend bruin. X X X I V .
§ <5.
Wat nu eindelyk nog de Bovenvleugels, waarin de meefte cieraaden waar
te neemen z yn , betreib; derzelver grondverwe is afch • graauw, en , wanneer
men den grond naauwkeurig befchouwt, ziet men dien teder gemarmerd. Zo
wel voor aan ’t lid, als achterwaarts na den buitenrand, vertoont zieh een
breede, roodachtig - bruine, en donker bezoomde dwarsftreep. Delaatfte de-
zer beiden is , omtrent den achterhoek des Vleugels, eenigzins in ’t Oker-
geele verdreeven, en heeft in ’t midden eene gekronkelde dwars - linie. Deal-
gemeene en dikwyls gemelde Eigenfchappen der Nacht-Vlinders zal ik by de-
ze foort met ililzwygen voorby gaan, om geen verdrietige herhaaling te doen.
De groete, Vilthairige, geel-braine R u f s , die op de Slee-
Jlruikefi en Quee - Peereboomen aafi, benevens haare
verandering tot in een V l i n d e r .
§• i .
A lvoorens ik tot de Befchryving van dit Rupfen - geflacht overgaa, moet ik ^ x iv o ;
i l eerit met weinige woorden melden, waarom ik deze tegenwoordige ' -
XXXV. Tab. met eene a. getekend hebbe. ’Er is nog een ander Rupfen - geflacht',
’t welk het tegenwoordige in alle zyne gedaantens van verandering, dat
is te zeggen, van ’t Ei af tot aan den Vlinder, gelyk i s , en byna volkomen
eenerleie Eigenfchappen met dit heeft*. Vermits ik nu zelf, verfcheiden jaa-
ren lang, van gedachten geweeft ben , dat ze beide maar eenerleie foort waren
, doch tegenwoordig echter beter weete, kan ik my ligt verbeelden, dat
ook andere Lief hebbers van de Natuurlyke Hiitorie der Infeäen deze beide
geflachten voor een en ’t zelve zouden können neemen ; waar uit eene dwaa-
ling zou können ontitaan, die ik in flaat ben te verhelpen o f voor te komen.
Ik hebbe derhalve deze beide foorten van Rupfen in twee onmiddelbaar op elkander
volgende Plaaten ontworpen en befchreeven, als mede de Plaaten, we-
gens de daar op voorkomende en elkander zeer gelykende Figuuren,weleenerlei
* Hehalve deze twee elkander gelykende foorten , zyn ’ er nog ten minfle twee andere dier.
• gelyke van elkänder onderfebeiden foorten van Vilthairige; Rupfen. De eene foort heeft
de Heer Ilfy'el in ,zyn voigende Illde D e e l, Tab. XLIX reetfronaer den bynaam van de
. Veelvraaty a fg eb e llj en-befchreeven: de andere foort-i *i :e ik hebbe leeren kennen, hoo-
pe ik naderhand, in inyne Byvoegzels tot de Natuurlyke Hiflorie der In fetten , mede tedee-
L n . K L £ E M A Et-2t. - 1
Y y 3