h i
D e A s p e r s i e - R u p s , w.ct den rooden zyde-ftreep, benevens
haare yerandering tot in een V u n d e r .
$. ITab
XX 7anneer de vermindering van het groene cieraad der Velden en Bofclien
XLVIII. V V het naderend einde des zoelen Zomers aankondigt_, en zomtyds nog
eerder , is deze op Tab. X L V 1II. afgebeelde, en onderfcheidenlyk gekoleurde
en getekende Rups, op het uitgeloopen Afperfie-kruid te vinden*. Dezelve
wordt ook wel gevonden op de balade, ]\ool, en i\loscliiT.e 1 ; maar overmits
de Afperfie haare' lekkerfte fpyze fchynt te zyn, zal men ze ook altoos eer op
® ditgewas, dan aan andere Planten ontmöeten. Ik hebbe deze foort van Rupfen
totnu toe alle jaaren, van onderlcheiden koleuren en cieraaden, op de
eerftgemelde Plant gevonden; en ze Ook met dezelve tot aan haare verande»
ring gevoed en onderhouden. . lk was in t eerfb.van ge.dachten, dat het on*
derfcheid der koleuren en cieraaden ook het onderfcheid der foorten aantoon-
de; maar myne, ten dien einde met veel vlyt gedaane, onderzoeking leerde
my evenwel nietanders,dan dat deze drieerleie Rupfen,op onzeTab. XLV1II.
afgebeeld, flechts eenerleie foort uitmaakten; nademaal ’er altoos eenerleie
Poppen en Vlinders uit voortkwamen. De koleuren en cieraaden veränderen
by ieder vervelling wel iets; echter zyft de meeften, zo wel nog jong, als
volwaflen zynde, groen van koleur, doch de miriften bruin.
.-, §■
* Wat den oorfprong dezer foorte van Rupfen betreff, zo komt het my zeer waarfchyniyÜ
v o o r , dat ze uit kleine, r o n d e j b ffld e r -g s e le b lin k en d e Ej||en öhtftaan, die ,dpor-een
Vererootglas befchouwd, van boven in eene laagte een klein knopje yertoönen , waarir.
I ve e le tedere ribHefel||daar de Eierfchaale mede-verc ierd te ¡zaipen-lpopefls-Wanpeer
' he t daarin geflooten R u p f e n - k o e pM tydig wo rd t , vertoonen zieh, de Eie rtje s brujpet,
’ en eindelyk worden ze |anffchWo'flkoIeung. I gH«
• I D e rede waarom ikidiergelyke Eiertjesteüpr den oorfprong dier foorte. van R ü g «
h o u deS is deze. In ’ t W w ffqMvond ikyhoewel niet a aÄ eÄ fp e tfiep !an .t, Sg|ade,H
diftel p fK o o lilru ik , maar aan de wilde Cicorei, en wel rondsom den Stepgel, overidj^
' <00 dieraelyke Eiertjes vailgehecht; ert ten-zelfden tyde ontdekte ik een diergelyfebp *STyf-
jes -Vlinder aldaar zittende, gelyk hier op Tab. XLVIII. Fig. 5. is afgebeeld. Uit deze
ontdekking befloot i f a d a t die^elfde Wyfjsf,-Vlinder ook waarfchynlyk de Moeder.vaft
* dit talryk broedzel wäre. Ik bevond deze Eieren vruchtbaar; want 11a verloop van om>e-
veer 2 I 3 weeken, haare geeie koieür in .eene graauwe veranderd zynde, «m u h eene
croote fchaare van kleine graauwe Rupsjes daar uit vöortkomen; die echter naderband
groen wierden , in ’ t begin een Span - Rupfen gang hadden, en de Afperfie even zo gaer-
ne aten als de Cicoreibladeren. Doch ik kon ze nifetaöt de. verandenng brengen; nacle-
maal eene zwaare z iek te , die my toenmaals o v e rv ie l, my- v^rhinderde ;ypor haare »PW*
ding te zorgen. Nochtans'ben ik- vail van gedachten , dat deze door my ontdekte Kupiea
eeen andere foort geweeft zyn , dan d ie , daar de Heer RSfel hier van fpreeke.
® ® . . . K l e e m a n n .
C l A S S IS I I J k r iL IO M JM . N o c t ü k n o r w a
l^ X D /T R .