Die coelsche stoters (1) * °Pten goldfi *uld€0‘
Die dubbelde phs. stu. (2) ¡ “Pten Solde guldeQ'
Dw dubbelde karolus stu. (3) * °Ptel1 8°lde
Dubbelde fransche blanoken (4) x °Pten guldea-
Dubbelde castiliaens blanoken [5) S 0Pte!1 gulden-
En een yeghelic stuc van desen fdae
Die halue engelsce stoters (6) xx opten gul.
Die halue coelsce stoters xx °Pten g
D ie halue phs stuuers (7) xx opten golde gul.
Deuenter en camper schüt (8) xx opten golden gulden.
Olde vleemsche placken (9) xx °Pten guldeB'
Een yeghelic stuo vliÍ Placken'
Item «He vuerqeeren (10) « i opten golde gul.
Dubbelde raeehelinen (11) *? golde
(1) Zijn vooral de munten der Aartsbissohoppen Ruprecht (14,63-1480) en Herman IV
l ||lZ H n 'a e 1'mmrfen van Hertog Küps den Goeden. fe i die vpor Brabaad in o n z e f c -
tal L i - a W - W « l . M- X¥- N" 8 - eB XXXY’ N” S; Vergekjk °n“
de“ Stäuten‘ Zie °BZe “ iim '
ho/rn PI XTII, N“ 3 en 4. .
I ! ffiäe zijn. munten van verschilfende Köningenzij waren vroeger zeen algemeen.
(5) Gelijk de naam aanduidt, zijn dit Spaansche mnnten.
16) Anders eenaamd halve schellingen,
W Men vindt deze munten van Herlog Klips den Goeden, onder anderen, afgebeeld m
nnze Munten van JBraband en Limburg, PI. XXXIV, N S . , ,,
(8) Wij gissen, dat hiermede bedoeld H de Deventer mnnt dom ons.^beeld op
PI XII van dit Deel, onder N” 20, en de Kamper munfem op H. XV, oader N .
'(9) De mnnten van Jan zonder vrees, Klips den Goeden, Karel den Stenten, enz
»0> Vvwrijzerz droegen dezen naam naar devuurstalen.behoorende fag de Orde van het
Gulden Vlies die men op deze mnnten afgebeeld eiet. Zij komen, onder anderen vooi m
2 ? Ü S ! - » a * L en ßmbmrg, en in onze Munten ä e r e n H e r to g ^
GetäerUncL Zit dagteekenen sedert de regenng. van Karel den Stouten.
(11) Ook. geheeten M iele stuwere, eene te Mechelen geslegene muntsoort, dagteekent
Dubbelde hoerneoken (1) xij opten golde guL
Coelsche töernscben .(2) . xij opten golden gulden.
Item alle haluen daernae.
Olde deuenter sanghers (3) xij opten golde gulden.
Olde groningher jaghers xij opten gulden.
Een yeghelic stuc xiiiij placken.
Item deuenter en camper en zwolscbe penninghen 1 die men nu sláet xx voer
den golde gulden, x voer een heren pont stuc viij placken, adsmen nu slaet (4).
Die nye groninger jaghers xv optén gulden.
Die robertüs blancken (5) xv opten golde gulden^
Die trierscbe blancken (6) xv opten golde gulden.
Die cleefscbe blancken (7)' xv opten golde gulden.
Die coelsce en bonsce blancken (8) xv opten gulden.
Een yegbelic stiic x placken en een balf.
Ons beren van Utrecht jagers (9) xvi opten gulden.
Jobens burgonse braspen. (10) xvi opten gulden.
uit den tijd.der Mindeijarigheid van Pilips den Schoonen. Men zie ze afgebeeld op Pi.
XIX, N° 17, onzer Munten van Braband en Limburg.
(1) Dubbele stuivers van den Luikschen JBisschop Jan van Hoorae (14)82—1505). Zie
ze afgebeeld bij d e i e e n e s s e b b e i d b a c h , PI. 18. :
(2) Zijn dnsgenaamde Toumooisen of op den mnntvoet van Tours geslagene dubbele stnivers.
(3) De munten , die toen reeds , d. i. in 1488, olde heetten, zullen wel uit het begin
dezer eeuw dagteekenen. Sanghers zal wel, als in de volgende: jaghers, doelen op den arend,
die zoowel op de Deventersche 'als op de Groningsche munten gevonden wordt.
(4) D. i. ieder der bewuste mnnten golfl 8 plakken.
(5) Aldus geheeten naar den Keltischen Aartsbisschop Rupert, die van 1463 tot 1480
geregeerd had.
(6) Munten, gelijk duidelijk genoeg spreekt, van den Aartsbisschop van Trier.
(7) Blanke of zilveren munten der Hertogen van Kleef.
(8) Te Keulen en Bonn werd voor rekening van den Bisschop van Keulen gemunt.
(9) Jagers zijn hier wederom mnnten met de afbeelding van eenen arend voorzien, en
de zulke moeten thans die zijn van de Utrechtsche Bisschoppen Rudolf van Diepholt en
David van Bourgondie, waarop een arend voorkomt.
(10) Deze braspenningen zijn dubbele stuivers van Jan van Bourgondie, gemeenlijk ge