heeft in het omschrift der vz. niet DBI G, maar alleen D • G , en op de kz.
achter het woord ADIVTOR geen Hasseltsch muntkruis; is dus van een geheel
anderen Stempel.
Z. weegt, in afgesleten toestand, 15,9 w. Z4 , als ons, behalve in onze Ver-
zameling, bekend in die van den Heer j . va n h e u k e l om te Poederoijen,
van den Heer k e e r , enz.
N" 9 , 10, en 11 zijn vijfde deelen van den Filipsdaalder.
Op de vz. van N" 9 ziet men de naar de linkerzijde gekeerde beeldtenis van
den Vorst, waaronder het jaartal i563. Het omschrift is:
PHS - D G- HISP ■ REX • D • TRS • ISSV.
De kz., waarvan het opschrift aan het einde het Hasseltsche muntkruis ver-
toont, is even als van de vorige munten.
Z. weegt 5,9 w. Z°, als ons alleen bekend in de Verzameling van Mr.
j . h. quintus te Groningen.
N‘ 10 heeft de beeldtenis des Vorsten naar de regterzijde gekeerd, en daar-
onder het jaartal
15 >5< 66
dus, gelijk men ziet, door het Hasselsche muntkruis in twee deelen gescheiden.
In het omschrift vertoont zieh thans het teeken van enz. achter de vermelding
van Koning van Spanje aldus:
HISP • Z • REX
Het Hasseltsche muntkruis ontbreekt nu op de kz.
Z. weegt 6,7 w. Z*, als ons bekend, in de Verzamelingen der Heeren
KEER, MEIJER, DE ROIJE VAN WICHEN, BLOEMBERGEN SANTeE ( t e LeeUWarden) ,
c. g . boonzaier, enz.
N” 11 verschilt voomamelijk door het latere jaartal 1567 van de vorige munt.
Zij weegt even veel als het vorige stuk en is mede van Za , ons bekend,
behalve in onze eigene Verzameling, in die der Heeren van der noordaa te
Dordrecht, serrttre te Gend, Stricker te ’s Gravenhage, k k er te Amsterdam,
beelaerts te Schipluiden, enz.
Deze muntsöort was gevalueerd tot zes stuivers het stuk, doch had.loop voor
zeven dito. Het gehalte was van tien penningen.
In den omloop kwamen er 811 marken, 6 oncen, makende, tegen 3 5 uit
het märk, een getal van 28,930 stuks.
Wat de tiende deelen van den Filipsdaalder betreft, waarvan wij het uiter-
lijke straks zullen beschrijven, hoewel er ons tot op heden nog geen oorspron-
kelijk stuk van onder de oogen is gekomen (wij hebben de afbeelding moeten
laten vervaardigen volgens een cliché van het stuk, dat gevonden wordt in de
Verzameling van den Staatsraad v o n r e i c h e l te Petersburg en ons minzaam
door den Heer Ridder v o n k o e h n e aldaar is toegezonden geworden); dit stuk
was oorspronkelijk gevalueerd op of had koers voor drie stuivers en hield tien
penningen fijn zilver; 71-|§ derzelve werden uit een mark geslagen, en van deze
marken werden er 590 mark, 7 oncen en 15 engels gemunt; doch slechts 578
mark, 3 oncen en 5 èngels in den omloop gebragt, uitmakende een getal van 41,301
gemunte penningen. Het is ons raadselachtig, waardoor het zoo geheel verdween.
Vz. Borstbeeld regts en daaronder het jaartal 1562. Omschrift als gewoonlijk.
Kz. weder als bij de tiende deelen van den Filipsdaalder van de andere Pro-
vincién, de laurierstokken der Orde van het Gulden Vlies door het vuurijzer
verbonden en door de Koninklijke kroon gedekt ; het juweel en vlies hangen-va'n
het vuurstaal af, terwijl de yonken zieh ter zijde vertoonen. Omschrift:
DOMINVS • MIHI • ADIVTOR
en daarachter het muntkruis van Hasselt.
’ Komt voor in de Beeldenaars van 1566, 1586, 1606, 1610, enz.
In de Muntordounantie wordt gewag gemaakt van hidve stuvers, die een gehalte
hadden van 3 penn, en een half grein fijn zilver en van welke er 134 in
een Trooisch mark gingen, zoodat, aangezien er 150 marken en een once aan
gemunte penningen voor den omloop in de rekening verantwoord worden, hier-
uit blijkt, dat er niet minder dan 20,116 of 117 halve stuivers gemunt zijn
geworden.
Nimmer hebben wij eenige afbeelding dezer muntsoort ontmoet, noch minder
èen muntstuk in het oorspronkelijke gezien. Zij schijnen alle onherroepelijk
verloren te zijn gegaan. Wij waren zelfs eenigzins verlegen, hoe in omtrek eenige
afbeelding derzelve te geven ; want de halve stuivers, door ons in de Munten
der voormalige Herlogdommen Braband en Limbwrg (Haarlem 1851) op PI. XXX,
51
I m m