Doeh hervatten wij, na deze uitweidingen, den draad van ons verhaal.
De Keizer liet Wittekind, onder zekere bepalingen, de heerschappij over zijne
te voren overwonnene landen behouden, en alzoo bleef ook Overijssel onder zijn
beheer. . De instandhonding van de Christelijke godsdienst en de invoering van
den Fränkischen regeringsvorm waren d e . voorwaarden aan welke de Saksische
Hertog (1) zieh onderwerpen moest, en aan welker getrouwe opvolging de mag-
tige bescherming van den grooten Karel verbonden was. Hoedanig de regering
voor de tijden van Karel in Overijssel geweest is , kan met geen zekerheid be-
paald worden. Doch nog onder zijne regering, d. i. kort vöör 814, vindt men
aldaar den eersten oorsprong der leenmannen, graven, heeren en andere bij-
zondere gezagvoerders.
De wijze, weldadige en wezenlijk staatkundige inrigtingen, welke Karel de
Groote in zijn Rijksgebied, en ook, voor een groot gedeelte, in de aan hem
cijnsbare landen, waartoe ook het grondgebied van het tegenwoordige Overijssel
behoorde, invoerde, waren de volgende:
Toen Karel aan de regering kwam, was het Fränkische Rijk in eenen diep
vervallen toestand. De geestelijken en de dusgenaamde grooten, schoon altijd
op elkanders gezag en vermögen naijverig, waren echter gelijkelijk werkzaam
om het volk te onderdrukken, en dit konden zij, naar de toenmalige gesteld-
heid der tijden, met zeer veel gemak ten uitvoer brengen, want iedere Bis-
schop, ieder Prior van een aanzienlijk klooster, ieder Heer van eenigen ran g ,
deed wat hem goed dacht. Elks zwakheid of sterkte was het eenige rigtsnoer,
dat hij volgde, dewijl geene wetten of staatkundige inrigtingen zijne begeerten
en daden beteugelden. Het is waar, dat Koning Pepijn (741—768) , de
vader van Karel, reeds op middelen bedacht was, om hierin eenige verbete-
ringen te maken, en te dien einde elk ja a r, in de maand Mei, eene alge-
meene vergadering, bestaande uit de Bisschoppen, de Abten en de hoofden
van den Adel, te zamen riep, om over de gemeenschappelijke of Rijks-belan-
gen te raadplegen; doch dit beantwoordde niet aan het gewünschte doel. Kar
rel wilde daarom, dat die openlijke bijeenkomsten tweemaal in het jaar zouden
(1) D. i. de Hertog van West-Saksen; er was er ook een van Oost-Saksen.
A m . ¡
gehouden worden, te weten op het einde van Augustus en in den aanvang van Mei.
Voorts had Karel nog eenen bijzonderen Raad van vier leden, onder den
naam van vorstelijke afgevaardigden (missi dominici). Deze reisden door het
geheele Rijk, en kwamen telken drie maanden in elk Gewest, om de huis-
hpudelijke zaken daar na te zien, en op de algemeene vergadering van de in-
nerlijke gesteldheid der Gewesten aan den Vorst en de hooge Ambtenaren des
Rijks een zeer naauwkeurig verslag te geven. Door deze wijze Verorderungen
werden de onderscheidene Gewesten elk afzonderlijk, overeenkomstig de belangen
der inwoners, bestuurd, en tevens op het naauwst aan elkander verbonden.
De groote zoowel als de kleine Ambtenaren, de aanzienlijken zoowel als de
geringen, werden in hunne betrekkingen naauwkeurig gadegeslagen, en elk moest,
op zijnen tijd , behoorlijk verantwoording doen van. zijn gehouden gedrag. De
Regenten leerden zieh zelven eerbiedigen ; de zeden werden beter, en de zucht
voor het algemeene welzijn, met eené middeleeuwsche soort van vrijheid ver-
eenigd, werd ste_eds grooter. Landbouw én koophandel begonnen te bloeijen;
de overheden werden geeerbiedigd en de wetten gehoorzaamd.
In deze dagen bestond de bevolking van het tegenwoordige Overijssel waarschijnlijk
slechts uit weinige tienduizendtallen. De munten (denarien en obolen)
van Karel den Grooten, meerendeeis de te Wijk bij Duurstede (Dorstad of
Dorestadus) geslagene, waren, nevens de reeds onder Dagobert te Utrecht en
mede te Wijk bij Duurstede geslagene, trientes solidi (tiers de sol d’or) en
solidi, ■ de toen, nevens het overgeblevene Romeinsche geld, gebruikélijke. Wij
bezitten munten van Karel den Grooten, afkomstig uit de vond van een groot
aantal ten jare 1834 te Vollenhove. Zij waren met niet minder dan veertien
voeten veen bedekt, en dus waarschijnlijk reeds in of kort na Karels leven
nedergelegd geworden.
De groote overwinningen van Karel en de wijze verordeningen, die hij alom
invoerde, maakten hem ontzagchelijk voor al zijne naburen; zelfs werd hij door
Paus Leo I I I te Rome op eene plegtige wijze tot Keizer gekroond. In weerwil
echter van Karels grootheid ontstonden e r, vooral in de overheerde Gewesten,
somtijds oproeren, die wel eens eenen geheelen of gedeeltelijken afval van het
eene of andere Gewest ten gevolge hadden.