bekomen om hunne ^
vinden van Bisschop Balderik aangetcekend dat hi] bet on _ Kanun.
streeks dien tijd met nieuwe muren verstärkte, en.er.een kaprttel. van Kan
niken gesticht heeft (1). _ “ Utrechtschen Bis-
Wii bfthhen reeds vroeger gezien, dat Keizer u t
• j + t n t Hp i a s t in het Vollenhovesche schop een uitsluitend regt tot de jagt in me; * . bos7cWh Phnatidh ogleds chKono-ken
De zelfde Keizer bevestigde ook de giftbneven, w ] ,iPr,„tnn
• v ■ „ Wpndrilc de Yoaelaar, vroeger de onderzaten
te Deventer ontheven hadden. Let gw d(jn
tot dien toi binnen laatstgemelde stad, welke sedert, tot m 1811,
naam van * Bisschopstol bekend in geweesk het reeds vroe-
Bissehop Bernoldus ontvmg van Keizer Hendrik H I , behaL^ ^ ^
„er door ons vermelde, deszelfs regt op Deventer (2 ) , w , aive eenige
Hameland, welke zieh omstreeks # * stafI mtsteekte, — d e r . ^ g g
deelen van het tegenwoordig Gelderland, ook
“ Ä L d « - * . - i f « * « ■»*> 0» a" 1
met het regt der munt geschonken, ook gebruik.
(1 ) Dumbar, Analecta, T. I t , p . 210 .en 211.a ° i ^ ’evX i , enz. enz. leze
deszelfs waarsehrjnlijken M
HIGH J« WEEIjING S u eo»/«'*'''"'-— «/ .
< OverijsselscJien JJmanalc voor 184 6 , bl. %% en * m 207, dat Bernoldus bet
heeft oveigebragt. -, . . n en Koenraad (ook van Hendrik H I ? )
^ 5 T n ï í í £ S 5 £ - » * -* * ■ -
Torsten. , , apGPT9 ZOude men ook Cmoninca moeten schrijvén
zelfden vorm.
1 35 )
denarius, denier of zilveren penning, door den Bisschop te Deventer geslagen,
op PI H I , onder N° 4 , zijner Bisschoppelijke Manten en Zegelen van Utrecht,
mede, doch de munt, wier opschrift niet duidelijk was, door gebrek aan kritiek,
in zijne dagen in de Numismatiek zeer verschoonlijk, niet-goed kunnende le-
zen, sohrijft hij die op bl. 164 van zijnén tekst aan Aarnoud van Isenburg to e ,
die in 1198 buiten'zijn Bisdom, en wel te Rome, overleed, na den Bisschop-
pelijken zetel nog geene twee jaren bekleed te hebben.„ Wij hopen die later,
gelijk alle andere door de Bisschoppen niet alleen te Deventer, maar ook te
Vollenhove, Hasselt, Kampen en Zwolle geslagene mnnten, mede te deelen in
onze Afdeeling: Manten der Bisschoppen, van de Stad en den Heer van Utrecht.
Wij meenden echter; dat er meer spoed was bij de uitgave van de Mwnten der
Heeren en Stèden van Overijssel, waarover tot dus verre nog geen werk hét
lieht had gezien.
Na 1046 en 1086 vond de eerste aanmerkelijke vergrooting van het Bis-
schoppelijk gebied' ten jare 1248 plaats,. toen, gelijk wij ; te zijner plaats
zullen vermelden, het geheele Graafschap Goor door den Roomsch-Koning
Willem I I , ten behoeve van den Bisschoppelijken stoel, verbeurd verklaard
werd (1 ),
Van deze elfde eeuw af, of liever nog eerst uit de volgende twaalfde, dag-
teekenen voor Overijssels Geschiedenis de gelijktijdige geschiedkundige hronnen.
Al wat vóór dien tijd in dit Gewest gebeurde, werd door vreemde Gesçhied-
schrijvers geboekt, en veelal met weinig zaakkennis. Het is trouwens het
lot van bijkans alle Nederlandsche Gewesten, dat hunne Gesehiedenis, behalve
uit Caesar, Strabo, Floras, Vellejus Paterçulus, Dio Cassius, Appianus, Plu-
tarchus, Ammianus Marcellinus, Ptolemaeus, Tacitus, eenige dichters en Pli-
nius, voor de oudste tij den; later, gedurende een aantal eeuwen, slechts gepnt
kan wörden uit de overgeblëvene giftbrieVen, lijsten van bezittingen, de Annalen
of Jaarboeken der kloosterlingen, de levens der Heiligen, enz,, en dat nog
(1) Het behoorde vroeger alleen, gdijk sommigen meenen, onder het geesteUjlce gebied
der Utrechtsche Bisschoppen, die het eehter in leen sehijnen uitgegeven te hebben.