Ons g. h. braspenninck van Utrecht 1
Fransche blancken ombtrent den cruceJ-
i stuuer
twe lelyken en twe krönen -’
Coelsche penninge mytten dry krönen
achtehalf placke,
. Mollentsehe peninghe (1)
vij placken,
Deuenter cromsterte
vj placken,
Deuenter St. nu gemunt
vj placken,
Camper cromsterte
vj placken.
Gosselers.
Groningher mytter steme i
sestehalue' placken.
. Die Sassessche breden (2)J
Olde butkens
v placken,
Olde Swenkens (3)
v placken.
Dortmensche penninghe
Werlsche penninghe
v piacken.
Nye cleefsche mytten dubbelden W I
Monstersche op woecheyen gemunt J
Cleefsche nye sweenkens
enen haluen stuuer.
Crucers (4)
vierdehalue placke,
Mollemsche buskaens (5)
iij placken.
Alle haluen ende viemdelen van dessen penningen na aduenant wtghenomen
die penninghe sonderlinx hierin benoemt.«
Op de laatste bladzijde Staat:
» Item alle ander golden ende silueren penninghen in deser ordinancie niet be-
grepen, off dese voerscreuen penninge deser ordinancie hoer ghewichte niet en
holden en sullen voer gheen ghelt wtgegheven noch geboert worden, bi penen
(1) Zijn de munten T a n Mülheim.
(2) Wij weten niet wat deze naajn bednidt. Heeten ze naar het breede krnis ?
(3) Zullen waarschijnlijk Kleefsehe muntjes zijn, met de afbeelding van eenen zwaan.
(4) Zijn muntjes, wier hoofdtype een kruis is. -
(5) Welke Mulheimsche munten hier bedoeld worden is ons onbekend.
daerop ghesat. Dan die selue ther gesworen wisselen brengen moghen ende die
weerde daer voer weder ontfanghen. Beheldelycken dat die penninge ons gnädigen
heren ende zijnre gnaden steden Deuenter Campen ende Zwolle die sij
nu doen slaen gancber wesen sullen vort ghene daer sij op gheinunt sullen worden.«
De laatste regel bevat :
u Geprent toe Deuenter.«
Op ieder der beide laatste bladzijden bevindt zieh een houtsneeprentje; het
eeiste stelt voor eenen Priester, die het misofler aanbiedt, terwijl een persoon bij
hem Staat. Op eene kolom ter linkerzijde ziet men den haan van Petrus. In
de hoogte de hoofden der drie Köningen. Geheei van achter Christus, (achter
het altaar, waarvoor de Priester staat) uit het graf verrijzende, terwijl Hij het
kruis omvat, en de werktuigen der geeseling zieh daarnevens bevinden.
De tweede houtsnede stelt den Duivel (in curieuse gedaante) voor, die aan
den Heiland, tijdens de verzoeking, steenen aanbiedt om in brood te veränderen.
Wij gaan over tot de beschrijving der munten van de drie hoofdsteden van
Overijssel, die zij gezamerüijk geslagen hebben, om later die der afzondertijlce
steden in oogenschouw te nemen (1).
Op PL III geven wij, onder N" 1 , 2 , 3 , de afbeeldingen van even zoo vele
op naarn der drie steden, te Deventer, Zwolle en Kämpen, geslagene munten,
waarvan ons echter alleen de N" 1 en 2 tot dus verre in het oorspronkelijke
zijn voorgekomen.
(1) Wij hebbeu hierbij gebruik gemaakt van de ons. welwillend door de Heeren Mr. j. v a n
d o o r n i n c k , Archivarius ■ van Overijssel te Zwolle, Mr. w. h . c o s t j o r d e n s , Kantonregter
te 1 Deventer, e . a . e b b i n g e w ü b b e n , Oud-Burgemeester te Staphorst, en n . v a n b e e k u m
bijsterbos Jr,',:: Stads-Secretaris te Kämpen, verstrekte Muntordonnantien, enz. Het is
mogelijk, dat in de zes deelen van Diplomata Transisalanica, onder N“ 8565 voorkomende
in het verslag van den Heer g. h . m. d e l p r a t in n I j h o e f ’s Bijdragen, D. IX, bl. 19, als
voorhanden in de rijke boekerij van den Heer t h o m ä s p h i t . ip p s te Middlehill, Worcestershire,
in Engeland, nog wel het een en ander over Overijsselsche muntzaken zal te vinden
zijn. Het belangrijkste meenen wij echter ontdekt te hebben.