Om een denkbeeid te geven van den moedwil en de dwingelandij der Span-
jaarden in Overijssel diene onder anderen het volgende:
ln 1571 plaagde Alva de stad Zwolle met eene zware en zeer drukkende
inkwartiering: tweehonderd baldadige Spaansche ruiters mishandelden de inwo-
ners dezer stad. In de aanzienlijkste buizen namen zij de beste vertrekken in ,
bedden, stoelen en tafels. Het vleesch, bet brood, de haver, het stroo, den-
wijn kochten zij een derde minder dan de burgers; daarenboven ontvingen zij
nog elke week honderd kroonen uit de stads schatkist voor dusgenaamd serviea-
¡eld; zoodat deze onbeschofte bandieten, bij welke niet de minste krijgstucht
gevonden werd, de inwoners zeer verarmden, terwijl de Kegenten zelve nog
dikwijis ruw behandeld werden.
Dit alles was echter slechts eene kleinigheid in vergelijking van het boos en
moedwillig gedrag dezer vagebonden binnen Deventer.
Toen in gemeld jaar 1571 de Staatsohe troepen eenen mislukten aanval op
deze stad gedaan hadden, wreekten de Spanjaarden zulks aan de inwoners, zoodat
vele onschuldige burgers door hen mishandeld werden. Sommigen werden ge-
pijnigd tot zij den geest gaven; anderen werden onthoofd of opgehangen; ja de
woede en bitterheid gingen zoo verre, dat zij op eenen nacht twaalf onschuldige
Doopsgezinden, zoowel vrouwen als mannen, uit hunne huizen sleepten, ieder
in den Norenbergtvren in een afzonderhjk hok opsloten, en eenige dagen daarna
twee van deze ongelukkige slagtoffers onthoofden, en de tien överige op eene
wreede wijze verbrandden (1).
Dus woedden zij in de steden en menigmalen nog erger ten platten lande.
Bij dit alles kwam nog een geweldige watervloed. Op 1 November 1571
had namelijk de verwoestende Allerheiligevloed plaats, waardoor alles in Holland,
Zeeland en een aanzienlijk deel van Overijssel onder water geraakte; vele
huizen waren weggedreven en zelfs de zwaarste eikenboomen uit den grond
gerukt. Verscheidene jaren achtereen gäven de landerijen geene inkomsten, daar
zij tot eene verbazende hoogte met zand bedekt waren geworden.
In het jaar 1572 veranderde de uitwendige toestand van zaken geheel; want
(1) BKvms, p . 438 — 441.
na het innemen van Brielle door de Watergeuzen, op den 1 April 1572, zeiden een
aantal Nederlandsche steden de gehoorzaamheid aan Filips op, en kozen de zijde
van Prins Willem X. Dit voorval had ook invloed op de ingezetenen van Overijssel
; op onderscheidene plaatsen begonnen zij zieh krachtdadig tegen de Spaansche
Soldaten te verzetten, en de stad Zwolle verklaarde zieh op zekere voor-
waarden openlijk voor Oranje, doch door den voor'spoed der wapenen van Alva
werd zij, nog in dat zelfde jaar, weder onder de heerschappij van Klips terugge-
bragt (1). Intusschen werd de oorlog tegen Spanje met kracht voortgezet, vooral
sedert het aangaan der Pacificatie van Gend, op den 8 November 1576, waar-
bij al de zeventien Nederlandsche Gewesten zieh onderling verbonden, om met
vereende magt de Spaansche rooverbenden uit het land te verjagen, eenen
eenparigen muntvoet aan te nemen, enz. enz. Ook Overijssel nam, zoo veel
zulks geschieden kon, deel in deze bevrediging, en nog in de maand December
1576 verscheen de Stadhouder Hierges binnen Zwolle, ten einde de plegtige
verklaring van de toetreding tot de Pacificatie te ontvangen en over te brengen.
En hiermede ?ijn wij in de Geschiedenis van Overijssel tot aan de oas gestelde
perken genaderd, en moeten wij eindigen. Gedurende het tijdvak der
regering van Pilips I I , als Heer van Overijssel, tot op dit tijdstip, d. i. van
zijnen eersten muntslag als nieuwe Landvorst, door geheel Nederland, ten jare
1558, tot op de Pacificatie van Gend, heeft hij gouden, zilveren en biljoenen
geld in Overijssel laten slaan, wat wij hierna breedvoerig hopen te vermelden,
en door ons is afgebeeld op onze Platen XVIII en XIX. Deze munten zijn,
gelijk nader blijken zal, zoo niet alle, dan toch voor het meerendeel in de
Munt te Hasselt vervaardigd geworden.
(1) VAN HATTUM, I II, b l. 115— 130.
18*