j,vnde nae de Instructie, hem dairvan thoe voerens gegeuen, yoerbehalden dan-
//noch dat hie sleetschatt dairvan geuen, vnd diese vergunstiginge soe lange duren
»sali datt bij R. en M. anders daixinne sal worden geordinirt, offte dese sal
// worden gereuocirtt.//
De instructie, waarvan men hier spreekt, ken ik nog niet. Is de aansteUing
van B. Wintgens al niet op of kort na 22 October 1590 geschied, hij was
als zoodanig op 2 September 1592 in functie. Hij is het echter kört gebleven -,
want bij besluit van 17 December 1594 werd den Muntmeester Arend van
Roermond toegestäan eenen zekeren tax van Schillingen en halve Schillingen op
des Rijks voet te slaan, staande op de eene zijde een paardje, eh op de andere
des Rijks adelaar met den appel. Ook zal hij duiten tot een paar honderd
daalders toe mögen slaan. (Men zie v e r k a d b , PI. 175, N“ 2 en 3. - De hewuste
duiten zijn ons nimmer voorgekomen en waarschijnlijk ook niet geslagen geworden.)
Mogelijk was van Roermond de voorzaat van den lateren Provincialen Muntmeester
D. van Romond.//
Bl. 325 . De onder N" 7 afgebeelde halve nobel is'eerst geslagen naar het
voorbeeld van den Gendschen van 1582 (zie s e r r u r e , Cabinet du Prince de
IAgne, pag. 273, N" 176) en behoorde dus in dit Werk niet voor te komen.
Bl. 332, reg. 9 van boven, ook op bl. 50, 345 en elders, staat: Eisschop,
lees: M eet, want hem ohtbrak de wijding.
Bl. 337, reg. 9 van onder, staat: Aeralt; voeg bij: Zulks zal heraut moeten
beteekenen.
Bl. 340 , de twee laatste regels der noot. Zie het boven, bl. 412, ten opzigte
van eenen lateren Muntmeester van Zwolle aangeteekende;
Bl. 342. Munt van Hasselt. Mr. J . v a n d o o r n in c k , meldt ons dat,
zoo lang door geene onomstootelijke bewijzen aarigetoond kan worden, dat het
stadje Hasselt op eigen naam niuut heeft laten slaan, hij alle aldaar in de zestiende
eeuw geslagene munten voor landsheerlijke' houdt.
Bl. 354, in het midden, staat: off, lees: äff.
Bl. 398, reg. 7 van boven, staat: Granada, lees: of Grenada.
R E G I S T E R .
A.
A a (A. J. v a n d e r ) , Aardrij IcsTcundig Woor-
denboek, bl. 18, 27.
A a l b r e c h t van Beijeren (Hertog), b l. 1 4 9 .
Aalmoezen, bl. 87 noot.
Aalst (Vubbele grooten, geslagen te), bl. 1 6 6 .
Aalten behoorde vroeger geestelijk onder den
Bisschop van Munster, bl. 16; waarschijn-
lijke reden daarvoor, aldaar.
Amleggen eener munt, bl. 402.
Aardrijkslundig Woordenboek. Zie Aa (A.
J. VAN DEE).
Aare (Bisschop dirk van der), bl. 4 2 , 4 4 .
A a r n o u d van Isenburg (De IJtrechtsche Bisschop),
bl. 85.
A a r n o u d (Hertog) van Gelre) , bl. 60, 8 4 ,
90,, 91.
Aartsbissckop van Bremen, bl. 45.
Aartsengel m ich a S l , b l. 3 9 2 , 2 3 5 , 2 6 8 , 8 3 6 ,
3 3 8 , 4 1 3 .
A. B. C. D (De letters) op eenen muntcedel
en doorgesneden of uitgeknipt, bl. 299,800.
AbACHILDA, AVERHILDA of ABRAHILDA, We-
duwe te Deventer in de achtste eeuw, b l. 2 2 8 .
Abdij van Bijnsburg (Muntie afkomstiff uit
d e ) / b l . 1 6 2 . ■
Absolution in muntzaken, bl. 259.
Abt, b l. 1 4 ; Abt (St. L e b u in u s ) , b l. 2 9 8 .
Achte groten (d . i . f g r o o t e n ) , b l. 3 4 5 .
A cker Stratingh. Zie Stratingh.
Acta Sa/nctonm, bl. 2 9 .
Aden (Oorspronkelijke) van privilegien, bl.
Adam III van den Berg (Muntje der weduwe
van Heer), bl. 1 7 5 .
Ad amu s (M e l c h io r ) , bl. 2 1 5 .
Adel (De) zoude zijnen oorsprong hebben van
het erfelijk worden der officiersplaatsen bij
den heirban,. bl. 1 7 .
A d e l a , dochter-van W ic hm a n , Graaf in
Saksen, bl. 1 0 i
A d e lb o ld (Bisschop) van Utrecht), bl. 2 3 .
A d e lg e ld , Koning van Briesland, bl. 10.
Ader in de plaats van o f , bl. 2 5 0 .
Admiraal van K a r e l V (Bisschop B ilip s
van Bourgondië, vroeger), bl. 1 1 6 .
A d o l f , zoon van A a r n o u d van Gelre, bl. 9 1 .
A d o l f (Zekere Bidder), bl. 4 8 .
Adookaatschap, bl; 4 5 , 4 6 .
Aeralt pf heraut, bl. 3 3 7 .
Aern voor a/rend, bl. 1 8 4 .
Afbrekingsteeken8, bl. 2 8 0 .
Affteyken, bl. 2 1 8 .
Afgevaa/rdigden der Steden, bl. 8 7 , 8 8 , 9 3 .
Aflaatpenningen, bl. 1 0 6 .
Agastaldahu/rg, bl. 33.
Agridiocensis of Umbalaha (De gouw), bl.
. 2 6 . Woord van onzekere beteekenis, bl.
2 7 .