hij van deze stad brieven van vrijgeleide voor zijnen mededmger verworven.
Dan, toen deze naar Deventer op weg was, viel hij hem gewapenderhand op
het liif, en voerde hem, na twee der zijnen doodelijk gewond te hebben, me
twee anderen, gevankelijk naar het Huis Yerwoolde, zijn slot. De steden na-
men dit wel zeer euvel op, en de Bisschop liet niet na zieh de zaak mede aan
te trekken, maar het hield toch tot' in 1466 aan, alvorens, door tusschenkomst
des Hertogen van Gelre, de slaking van Heer Wolf bewerkt konde worden. Yoor
•jn o n ts li moest hij nog onder eede belooven zieh op Wolters I ' M * * *
weder in hechtenis te zuUen begeven. Dit ontbdd bleef ook met uit doch.l e Revering
van Zwolle had, om den afgepersten eed krachteloos te maken, Wolf van
Ittersum in eene gemakkelijke gevangenis op de Sassenpoort gesloten, waarrn hi]
jaren lang zitten bfeef, en versoheidene hinderen bij zijne hmsvronw verwekte (1>.
Ben zoodanig iets, waarvan men zieh in onze negentiende eeuw naauwehjks een
denkbeeid kan vormen, doet ons eenen blik slaan in het leven der vxjtend
eeuw eene eeuw, waarin de middeleeuwscheruwheid nog: n r hare volle kracht
was Ook het vreemd klinkend verdrag, omirent ten zelfden tijde door de dn
steden met Gijsbert van Bronkhorst aangegaan, zal het bovenstaande nog ui-
delijker maken. Deze Edelman namelijk ontving v a n leder der steden enjare
1465 honderd Postulaatsguldens (d: i. goudguldens, die Rudolf van Dmpholt
nog als Postulaat, had laten slaan), en beloofde daarvoor, dat noch hi], no
iemand der zijnen, zoo lang deze.penningen niet teruggegeven waren, rets tegen
haar, of in het algemeen tegen het Oversticht, „myt gewalt, roeve, branden:,-
venckenisse noch myt ander saekenv zoude ondernemen. ;
De vriendschap der Overijsselsche s t e d e n m e t d e Zutphensphen bleef vervogens
ongekrenkt voortduren (2) ; ja toen Karel de. Sfoute, Hertog vanBourgondie
Zieh ten1 jare 1473 gereed maakte om zieh met geweld m-Gelderland te
doen huldigen, toonden zij zieh dadeüjk bereid om hem mt dat gewest te ver-
drijven. Dan daar ’sHertogen geducht leger, het eerste van Europa m .die
* I I , bl. ; 4 8 4 j werd ifl dezen
S S I f M tusschen Deventer en Zutphen bijgelegd, onder medewerkrng der stad
XJtjrecht,
dagen, de moedige Gelderschen eerlang ten onder bragt, waren ook de Over-
ijsselaars genoodzaakt om vergeving voor het bedrevene te smeeken, die zij dan
ook bekwamen (1). :.
Waarschijnlijk heeft Bisschop David, die de natuurlijke broeder van Hertog
Karel was, deze verstandhouding met de Gelderschen afgekeurd; want toen de
Hertog in 1474 zieh de oneenigheden tusschen de Keulenaars en hunnen Aarts-
bisschop, ter bereiking zijner heerschzuchtige oogmerken, poogde ten nutté te
maken, liet hij zoowel in zijn Opper- als in zijn Nedersticht afkondigen, dat
niemand, op verbeurte van lijf en goed, den Keulenaars eenige hulp mögt be-
wijzen (2). In het zelfde jaar ondemam hij de instelling van den beruchten
Raad van de. Schijf, aldus geheeten naar de gedaante der tafel, waaraan de
Regters zaten. De Kerkvoogd (een vreemdeling van geboorte en inborst) namelijk,
wel doorziende, hoezeer de bewaring van der ingezetenen voorregten
verbonden was aan de onderhoiiding der aloude wetten en gewoonten, had zieh
in het Nedersticht al sedert lang gehaat gemaakt door zijne pogingen, om de
Fransche en Bourgondische wijze van regtspleging in te voeren. In Overijssel
had hij nog niets van dezen aard begonnen, en alleen, met. voorkennis van
Ridderschap en drie steden, in 1457 eenen körten Landbrief, eenige weinige
punten, de Land- en Dijkregten betreffende, afgekondigd. Dan de slag, lang
uitgesteld, trof des te gevoeliger. De veelvuldige misbruiken in de regtspleging
gaven hem gereede aanleiding om zieh daarover bij den Keizer te beklagenden
terwijl hij dezelve, in zijn eigen belang, ten breedsten uitmat, verkreeg hij van
dezen in 1473 een bévelschrift, dat onder anderen inhield, dat men zieh in alle
zaken, die niet bij beroep voor den Keizer zelven getrokken Waren, op des
Bisschops Raad zoude mögen beroepen. Zieh meester te maken, zegt te regt
de Schrijver van den Tegenmoordigen Sta a t, en wij zien het in onze dagen weder
in een groot Europeesch Rijk bewaarheid, van de regtbanken, die den
(1) Tan kattum, D. I I , bl. 19, aangehaald in den Tegenw. Staat, bl. 143. Wij
vinden over deze zaak geene ophelderingen in bet V« Deel van nijhoffs Gedenkwaardig-
Kedm, waarin het tijdvak der Bourgondische heerschappij in Gelderland behandeld wordt. -
(2) Zie over Karel van Gelre’s gedrag in den Keulschen oorlög onder anderen nijhovf,
in de GedenbcaardigAeden, D. Y, bl. xxvii.