Anno 1553 op sondaeh to vastelavondt synnen bynnen Arnhem ersehenen
a voir den cancellier Meister Adriaen Nicolai die gedeputierden van den vier
» Steden Niemegen, Deventer., Campen en Zwolle, van die Ma* van die Con in -
» gynne o p ’t stuck van der Munte aldair te komen verschreven, om te assaye-
»ren ende te probieren of die pennyngen, bij den vier Steden gemuntet, so
» guet weren als die behoirden te sijn. En also Antony» (hier is een woord
oningevuld) v Captijn-generael van der Munte tusschen wegen bynnen Leyden
»kranck geworden was, is alleen die Assaiermeister van Antwerpen-ersohenen,
» en al wast alsoo dat die Generael nyet gekoemen was, hebben die gedeputier-
» den begert te weten, wat hoire meynonge , commissie oder beueel waer. Heft
»die Assayermeister durch den cancellier doen seggen, dat hij solde probieren
»der Steden Munte en die penningen bij den steden gemuntet. Dairop die ge-
» deputierden van den vurscr. vier Steden eenpairlicken geantwort hebben, dat
» sij die Privilegien ende gerechtieheden van die Munte hebben van den Hilhgen
»Roemschen Bijcke ende nyet van den Hove van Brabandt, en dat oire Munt-
»meisters, die dair tegenwoirdich weren, munterden opten ketell. Bevonden
»die Steden vurscr. gebreck bij oeren Muntmeisters, sij hadden die selve be-
» strafft ende wolden die oick straffen, gelick een Muntemeister eertides bynnen
» deventer gesoden is , dair die ketell alnoch hangt, dair konde men alnoch well
« eenen yn sieden.»
Wij hebben over deze en andere straffen van valsche munters uitvoerig gehan-
deld in onze Munten der Heeren (Dynasten) en Steden van Gelderland (Haarlem
1853), bl. 138 e n 'bl. 266—268.
De Daalders (1), onder N' 7 , 8 en 9 afgebeeld, zijn munten der drie steden
te Deventer geslagen, ingevólge Ordonnantie van den 14 Augustus 1538 (hier
boven reeds medegedeeld).
(1 ) H e t w o o rd Daalder, e ig e n lijk Thaler, k om t v a n h e t T oachims- Thal, e en s ta d je ,
waar d e z e m u n tso o r t h e t e e r s t ten ja r e 1 5 1 8 ( z ie MATTH e s in d e-Chronichvon Joachims-
Thal o p d a t j a a r , e n h e tg e en b e v e s t ig d w o rd t do o r c a m e r a b iu s in h e t Vita Eobanì Ressi,
Gap. 1 0 ) g e s la g e n z i jn d e , d en n aam bekwam v a n Joachims-Thalers, la te r k o r th e id sh a lv e
Thalers.. T a n T h a le r s kw am Dolere en Dollars; h e t e e r ste w oord w a s o u d t ijd s voo ra l in
J e r a z a lem in g e b rn ik . Z ie m a u n ü r f .i. in Itin. Palaest. p . 9 2 .
Alle hebben op hare voorzijde de afbeelding van den Beschermheiüge van
Deventer, Lebuinus. .
Deze was in Engeland geboren, uit den Anglo-Saksisohen stam, en zijne moe-
dertaal verschilde dus niet veel van die, welke onder de verwante stammen der
Franken, Vriezen en Sakser-s hier te lande gesproken werd. Zijn oorspronkelijke
naam luidde Liefwijn of Liafwijn, hetgeen lieve vriend beteekent, öp welke be-
teekenis zijn levensbeschrijver, de monnik Hucbaldus, naar den smaak-dier tij-
den, geene zoete toespelingen laat ontbreken. Deze naam werd met eenen La-
tijnschen vorm in dien van Lebuinus veranderd, Hij verkreeg in zijn geboor-
teland eene geleerde opvoeding, werd er tot Priester gewijd, en begaf zieh,
door sterke begeerte naar het zendelingswerk gedreven, naar Utrecht, dat, door
de toenmaals beroemde school, als eene kweekplaats der zendelingen was geworden,
die zieh aan de uitbreiding van het Christendom toewijdden.
De Abt Gregorius, die, bij het ledig staan van den Bisschoppelijken stoel,
na den dood van Bonifacius, de Bisschoppelijke werkzaamheden van 755 tot
776 waarnam, wees hem, als eene geschikte plaats voor zijnen arbeid, de
streken van den IJssel aan. Hier waren de grenzen tusschen de Franken en
Saksers, gelijk zoowel door Hucbaldus als door Altfridus gemeld wordt en andere
redenen zulks hoogst waarsçhijnlijk maken (1). De laatsten hadden de
vroegere woonplaatsen der eersten ingenomen, en waren hen op den voet ge-
volgd. Beide gemelde Geschiedschrijvers laten Lebuinus, door de beschikking
van Gregorius, vergezellen door Marcheimus of Marcelhnus, een’ ieerling van
Willebrordus, nu reeds een’ man van hoogé jaren, die vroeger deze streken
bezoçht, en zoowel te Deventer, als hooger op in Drenthe en Twenthe, bij-
zonder te Koeverden en Oldenzaal, veel gedaan had tot bekeering der iriwo-
ners. Deventer was toen ter tijde eene plaats van weinig beduidenis en om-
vang, eene haven aan den IJssel. Het komt vroeger niet voor: later vindt
men het als eene stad in den Pagus Amelande of Hamelande. Met de invrie-
ring van het Christendom begint eerst deszelfs geschiedenis. Hij werd er
( 1 ) B . v . h e t g e b r u ik v an h e t S a k s is c h e r e g t in O v e r ij s se l en h e t G ra a fschap Z n tp h en .
B a c e h , O v e r i j s s . G e d e n h s t u k h e n , I , b l. 2 2 , N " 1 ; I I , b l. 9 , 1 0 .
29*