De gevangenen werden; te regt als gemeene misdadigers behandeld , gevonnisd
? le tT e n e n schandelijken dood gestraft CD- Nadat de verstrooxde deelen
L e b e n d e zieh in het Kleefsche weder vereenigd hadden, en op aansponng
van den Hertog van dat land in het Nedersticht gevallen waren, maakte Bisschop
Frederik geene zwarigheid, ten einde zieh uxt deze ver egen a ^ ^
den om ze tot zijne dienst, met aanbieding van hoogere sol^l>
an nn gingen zij zelfs den Hertog van Kleef b e ^ e n .
De Bissebop verder, door de Overijsselaars, met alleen met §e en
hoeften, maar ook met een goed aantal manschappen, ondersteun ’
trok 'vervoleens het Hertogdom Kleef binnen, en oefende daar op de dee ]
ste wiize wraak tot dat door middel der tusschenkomst van eenige naburxg ■
Heeren eerst eene wapenschorsing bewerkt en vervolgens vrede gesloten wer^
Hiennede eindigde de dienst der ^ welker
kennende dan die hen betaalden, Hunnen wrevel — ^
deden gevoelen, en het klooster ter Honnepe vermelden. Gelukkg werden zq
kort daarna door de Qroningers aangenomen, w a a r o p zxj.derwaar s togm C );
Deze Groningers hadden niet lang geleden Bissehop Frederik weder hulde ge
Z L vermochten hem ten jare 150, om hnlp
friesland en Hertog A a lb r e c h t van Saksen, die hmme vrxjheid belaagden (zij
i i - « * « »P.« « » - d » « • > * * « H g S g g g
verder aan niemand onderworpen, ten blijke waarvan zij hun eigen
geliik wij in eene volgende Afdeeling van dit werk zullen laten zxen). De Bxsschop
« d . Duitsche K e » , .p d . heed ü . S U » «
neteliee van den toestand in, en riep, ten exnde zxch met hen kunnen
beraden de afgevaarcügden zoowel van het Neder- als .van het Oppersticht m
S i i Ä - * ***** b ü « . n . 1- ^ 2 * m k
Ingen kwam men tot het besluit om den weg van mchtbeid 1 .
K . d « ovetceding « «m b ... « - h m » (»). D . 8eb„,v« ~ den
(1) Zie de Scbrijvers aangehaald b ij a k e n d , Algemeene
IXn Deels III® Stuk, bl. 81,3. , r, i,
(2) U b b o Emmius, aangehaald in den T e gm w o o rd ig en Staat, bl.
(3) J I e v iu s , p. 164.
Tegenviowdigen S ta a t, dit vermeldende, zegt: n deze was eene van die zeldzame
« gelegenheden, bij welke de Staten der beide gewesten, Utrecht en Overijssel,
„ ter dagvaart vereenigd aangetroffen worden (1).// In dit zelfde jaar kwam
door verschillende oorzaken een mislukte oogst; door deze schaarschheid van
leeftogt, welke weder aan besmettelijke ziekten het aanzijn gaf, en deze sleep-
ten eene menigte menschen ten grave.
Het gestand tusschen den Aartshertog Filips en Karel van Egmond, den
Gelderschen Hertog, in 1499 getroffen, had niet lang stand gehouden, en de
drie Overijsselsche hoofdsteden begonnen reeds de uitwerksels van den hervatten
oorlog te bespeuren in de belemmering van hären koophandel, toen Filips, om
zijne vijanden meer in het naauw te brengen, ten jare 1504 den Hollanders
allen handel met de Gelderschen verbood. Maximiliaan ging nog verder. Hij
breidde, steunende op zijn Keizerlijk gezag, het zelfde verbod uit tot alle landen,
die den Utrechtschen Bisschop onderhoorig waren, en vervolgens bemerkende,
dat die van Overijssel dit gebod niet naar zijnen zin in acht namen,
deed hij in zijne landen, even als zijn zoon in Holland en Zeeland, afkondigen,
dat niemand eenige levensmiddelen noch ook krijgstuig, het zij naar Gelderland,
het zij naar Overijssel zoude mögen vervoeren. Om hieraan klem bij te zetten,
werd de Zuiderzee bezet met gewapende schepen, die eerlang den Kampers een
schip met kostbare lading ontnamen. Ook. leden de Overijsselsche kooplieden
mede te lande zoo veel af breuk, dat Bisschop Frederik bewogen werd om in
een smeekschrift den Aartshertog het intrekken der gegevene bevelen te verzoe-
ken. Er kwam daarop eenige verligting, doch het duurde nog lang eer de
handel wederom in zijne oude vrijheid hersteld werd (2). Van den anderen
kant Het Hertog Karel van Egmond hunne schepen te Hattem aanhouden. Karel
had eenigen tijd geleden met den Aartshertog getwist over het kasteel
Oyen (S), en toen was het aan Frederik van Baden, als scheidsman, ter bewa-
(1) Bl. 154.
(2) Tegmwoordige Staat van Overijssel, bl. 155.
(3) Zie over dit kasteel onder anderen onze Munten der Graven en Hertogen van Gel•
derlandy bl. 47 en 48.
14