Die souoysce cronen (1) xxiiij stu. min een haluen.
Item die davids gülden (2) xviij stuuer.
Joncfrou katrijne gulden (3) - xviij stuuer.
Die petermans (4), xviij stuuer.
Item david mitter harpen (5) xvij stuuer.
Die gelrissche rijders (6) xvÿ ' stuuer.
Die luycksche enghelen (7) xv^ stuuer.
Die luycksche grijpen (8) » xv* stuuer.
Die luycksche borbonen (9) g xyi stuuer.
Die philippus schilde (10) xv stuuer.
Die renandus gulden (11) xv stuuer.
Die beyersche gulden (12) xiiij stuuer.
(1) Souoysce cronen, lees: Savooische; eene muntsoort, die men in oude Beeldenaars
kan aantreflen. ‘
(2) Davidsguldens zijn de gondguldens van Bisschop David van Bourgpnchë.
(3) Zijn waarschijnlijk mnnten onder de Minderjarigheid van Karel van Egmond door
Katharina van Bonrbon geslageny
(4) Ook gouden Peters geheeten; is eene Brabandsche mnntsoort, met dezen Bescherm-
heilige van Leuven binnen die stad geslagen. Wij hebben ze afgebeeld in onze Munten
van Bràband en Umburg, Pl. IX, N° 2.
(5) Is mede munt van Bisschop David van Bourgondië, door ons, bij leven en welzijn,
na v a n M i s a i s nogmaals nit te geven.
(6) Mnnt van Hertog Aamoud, door- ons afgebeeld in de Munten der Graven en Her-
logen van Gelderland, Pl. IX, N° 1, en de halve dito onder N<> 2.
(7) Zijn de munten van den Bisschop Jan van Heinsberg (1419 1459). Zie ze afgebeeld
bij DE BENESSE B e e i d b a c h , Histoire Numismatique deLiege, Pl. 1 0 , N ° 1.
(8) D. i.' grijpvogels; munten van Bisschop Jan van Beijeren (1890—1418). Zie ze
afgebeeld bij b e n e s s e b b e id b a c h , 'Pl. 9, N° 2.
(9) Munten van Bisschop Lodewijk van Bourbon (1456—1482); onder anderen afgebeeld
bij b e n e s s e b b e id b a c h , PI: 13, N° 1, 2, 8. .
(10) Waarschijnlijk de Schilden van Pilips den Goeden, die onder anderen voor Braband
voorkomen. Zie onze Munten van Braband en Iwiburg, Pl. XV, N° 2.
(11) Renandus., op andere plaatsen Renaldas, zoo als het ook behoort, zijn de Geldersche
en Guliksche gondguldens van Hertog Reinoud IV, onder anderen afgebeeld in onze Mun.
ten der Graven en Hertog en ^van Gelderland, Pl. VIH, N° 2 en 8, en IX, N 4.
(12) Zijn waarschijnlijk de muntén der Keurvorsten van Beijeren.
Die fredericus gulden (1) xiiij stuuer.
Rodolphus postelaets gulden (2) xiij stuuer.
Coelsche postelaetsche gulden (3) xij stuuer.
Borbonsche postelaetsche gulden (4) xi stuuer.
Die hoernkens gulden (5) x stuuer.
Arnoldus gulden En blau gl. (6) x stu. en een half.
Dit is die ordinancie des payments gheset nader ordinancie van den silveren
penninck die die xx'eenen rijnsschen golden gulden ghelden sullen, naeder weerden
alle andere payment gheset en gheordineert soe veel stuck op enen golden rijn-
sche gulden. En een yeghelic stuc voer soe veel placken als hiema bescre-
ven staet.
Die dubbele grijphonen (7) ii stu. en een oert.
Die halue grijphonen (8) i stu. en een placke.
Item de engelsche stoters (9) X opten golde gulden.
(1) Goudguldeps van Bisschop Erederik van Baden.
(2) Rudolf van Diepholl, Postulaat van Utrecht, liet deze munten slaan.
(8) Deze zullen de munten van Herman zijn, die de Keulsche kerk van 1480 tot 1508
bestuurde.
(4) Zal die goudgulden van Bisschop* Lodewijk van Bourbon zijn, die afgebeeld is op
PI. 14, onder N° 5, van het werk van b e n e s s e b b e id b a c h .
(5) Is de goudgulden van den Luikschen Bisschop Jan van Hoome (1482—1505). Zie
d e b e n e s s e , PI. 17, N° 1.
(6) Munten van Hertog Aarnoud van Gelre. Zie onze Munten der Graven en Hertogen
van Gelderland,. PI. X, N° 8—7.
(7) De gryphonen heeten aldus naar de afbeelding der grijpvogels, daarop voorkomende.
Wij kennen ze onder anderen voor Braband en Limburg (zie ons werk over de munten dier
landen, PI. XIX, N° 14) en van Gelderland (aldaar, PI. XHI, N° 8).
(8) Zie deze munten mede afgebeeld in onze Munten van Braband en Limburg ; den Gelderschen,
later, d. i. na de uitgave van onze Munten der Graven en Hertogen van Gelderland,
door ons ontdekt, hopen wij eenmaal in een algemeen Aanhangsel op ons werk mede
te deelen. , .
(9) Aldus heetten bij ons de schellingen der Engelsche Vorsten, die tot op dat tijdstip
regeerden, en dus tot aan Richard III en Hendrik VII.