letteren A. B. C. D. des dlick een heft, te wetten een die monthmeister en die ander
die werdeyns -die se voirt bij der Stadt secreet segel hebben doen 1 eggen. Geordinyrt ende
gescbeet Int yair ons hexen Dusent vijfhondert ende dree opten tweendetwintichsten dach
Inden meye, Ondergeteikent bij den werdeyns en- den montmeister en bermen ludölph en
Otten van Doetinchem van den rade dair to geschickt.
(Was get.) PETER GODSCHALK.
OTTE VAN DOETANCHHEM.
HERMAN LUDOLPH, ,
PETER VAN MOUWICK.
•GERAT VA"N ELTEN.
(Uit het Archief te Deventer, N° 886.) ,
Het stnk is gesehreven op papier, met de vier uitgeknipte letters A. B. C. en D.,
hebbende de Mnntmeester het daarin passende stnk ontvangen, op dezelfde wijze als men
dat met. kerfstokken gewoon was. *
Bniten op den brief staat: » Van den golden gulden die men to Deuenier monten sah»
Eenen vasten Muntmeester had de stad nn even min als vroeger. Daartoe
was er welligt geen werks genoeg. Moest er wat gedaan worden, dan trof men
eene overeenkomst. Men vindt blijken, dat ze nu en dan ook elders werkzaam
waren. Zoo zond men in 1505 en 1506 bij herhaling naar Osnabrug //an
//onsen muntmeister omme sick na synre lofhyssen [belofte] alhyr by ons te
//vuegen.// •
Noch in Kabinetten, nooh in de Muntboekjes komt eenig bewijs van mun-
ting voor.
N" 5 is ons alleen bekend uit den Beeldenaar van 1526, getiteld: Een nietewe
Evaluaeieboecwken geordonneert van wegen onsers genadichs heeren des Keysers
bi den generael van der mimten, enz. Oheprent in die vermaerde coopstadt van
Amstelrcdam bij mij Doen PieterZoen.
Op de vz. ziet men den Deventerschen arend, hebbende onder zijne pooten
het kleine wapenschildje van het Oppersticht. Het omschrift luidt:
, . snonenras * k v r s k . dtsvsiotrits * 1 5 1 1 .
De kz. is de gewone der goudguldens, en het omschrift luidt:
«i« JEA^ISEIU2E * BOSE2!E<> * ISEP©R25mOB
Omtrent de waarde dezer muntsoort wordt in bovengenoemden Beeldenaar
gezegd: //Dmarck lxxxvi guld. xvz stuv. x mit. Donohe x gulden xvi stuuers
// xxij miten,// enz.
. In de rol van het koopmamsgilde te Deventer, van 1249 tot 1887, worden
vele monetarii aangetroffen. Deze zijn misschien wel aEe Bisschoppelijke Amb-
tenaren geweest; mogelijk echter bevonden er zieh eenige stedelijke wisselaars
onder (mededeeling van den Heer v a n d o o b n in c k ) .
N° 6 is een dito goudgulden, doch twaalf jaren later geslagen. De type is
de zelfde, doch het omschrift is thans:
•f? MONS' 1 2SVBS' * DS DTiVSNWRIT? * 1523
Op de kz. staat, rondom de gewone type der goudguldens:
■J. K2SROLVS * BOM2SNO * IMPSRATO'
G. weegt 3,1 w. Eigendom van het Koninklijk Kabinet te ’s Gravenhage,
alsmede van den Kolonei d e b o i j e v a n w ic h e n te Nijmegen.
Zie denzelven door den Heer r. m . v . b . beschreven in den Overijsselschen
Älmanak voor Oudheid en Letteren des jaars 1848, bl. 169.
Ten opzigte van deze munt lezen wij onder de afbeelding däarvan, voorko-
mende op het meermalen aangehaalde Handschrift van den Deventerschen Se-
cretaris Nicolaas Verheyden (ongeveer uit de helft der zestiende eeuw) ten stad-
huize van Deventer voorhanden:
//Dese gulden is aEeen gemuntet bij der Stadt Deventer int jair 1523 ende
// is so guet als die gelresche rider to Niemegen gemuntet, holdende diese de-
ii venter gulden vierthien caraten fijn golts, gaende viffendetseventich stuck in
»een marcke troissch na der ordinantie daer op^sij is gemuntet; deser gulden,
//is alnoch voirhanden.//
Volgens eenen Beeldenaar in 4° woog dit stuk oorspronkeüjk 2 engels en 3
azen, en gold ' 2 guld. en 2 stuiv. Zie ook Manuael o f lyste, naer dewelcke
de wissel-bancken ende gheswooren wisselaers hen zullen hebben te reguleren, int
opunsselen vansde wtheemsche soo Goud-guldens, enz., ’s Gravenhage 1630, al-
waar dit stuk voorkomt onder de Guldens van Deventer, Campen, Zwol, die
oock voor Goutguldens uitgesteecken worden, enz. enz.