gezamenlijke pogingen der verschillende deelen van het Sticht geoordeeld werden.]
Hiertoe zouden hunne Afgevaardigden ten minste eenmaal ’sjaars, en we eur
telings in Utrecht en Overijssel, vergaderen. 'Wanneer een’ der Bondgenooten
onregt of geweld geschiedde, -moesten de overigen herstel daarvan bewerken.
Zulks niet gelukkende, zoude men eenparig de wapenen opvatten o zou e
niemand eenig afzonderlijk verdrag sluiten, dat aan dit verhond eemg nadeel
konde toebrengen. Eindelijk zouden Ule geschillen, die tusschen de wederzr d-
sehe Leden mogten ontstaan, aan de uitspraak van eemge der ovenge moeten
worden overgelaten (1). Uit hoofde van dit verdrag zonden die van het Ned -
sticht hulp aan de Overijsselaars bij het beleg van het Huis te Koever en
waannede, na de aankomst dier hulpbenden, een aanvang gemaak werd, Uat
beleg düurde echter, ten gevolge der dappere verdediging van Roelof en de zij-
nen niet minder dan drie maanden. Het Huis bij Meppel, dat vroeger alleen
ontmanteld was, werd thans tot in de grondvesten afgebroken (8). Poch j
ondersteund door Graaf Edzard, belemmerde met eemge schepen de vaart op d
Zuiderzee en deed herhaalde invallen, niet alleen in Drenthe, maar ook in Overijssel
In Twenthe overrompelde hij Goor en in Salland brandschatte hi] niet
alleen Ommen, maar ook het land, dat tusschen gemeld plaatsje en Zwolle
ligt (3). Nadat echter, de Bisschop en de Staten van Overijssel een twintigjang
verbond van koophandel en tot onderlinge verdediging gesloten hadden met Herd
J , * = » ™
houder van Fnesland was (4), namen deze plundenngen een emde Deze trok
vervolgens met zijne bende naar Gröningerland, met oogmerk om hetzelve, be-
nevens de stad, aan den Graaf van Oostfriesland te ontweldigen.
Zoodra echter kregen de Groningers geene kennis van dit verbond, of zij ver-
klaarden den oorlog aan den Bisschop en het Sticht. Graaf ar ,^ v“ ^ n®.
kant, zieh te. zwak gevoelende tegen den Hertog van Saksen, zocht hulp J
( 1 ) Zie het stuk bij d u m b a e in zijne A n a l e c t a , I I , p . 457.
fi) Zie AEäND t. a. p ., hl. 325.
1 SI ■ ■ BH ■ IB |
onze afdeeling: Mnnten van Friesland, Groningen m Drenthe.
Karel van Gelder, die ze hem ook toezeide, doch meer met oogmerk om zijne
eigene belangen te bevorderen, dan die van den Graaf. Dit oogmerk bleek niet
lang naderhand, want Karel van Egmond, een leger op de been gebragt en
door Twenthe en Drenthe naar Groningen gezonden hebbende, wist het zoo te
beieggen, dat de Groningers genoodzaakt werden hem, met verzaking van Graaf
Edzard, voor Heer aan te nemen (1). Korten tijd daama zoude hij zieh
mede van Koeverden en geheel Drenthe meester gemaakt hebben, indien niet
de Bisschop, door de Overijsselaars geholpen, zijne benden had doen aanruk-
ken en den toeleg gestuit had. Beter gelukten zijne pogingen tegen den Hertog
van Saksen, wien hij dermate in het naauw bragt, dat hij, om onderstand
te zoeken, naar Duitschland toog en zijne Soldaten in Gröningerland onbetaald
liet. Het gevolg daarvan was, dat een groöt aantal van dit volk, onder den
naam van den zwarten hoop bekend, ginds en herwaarts aan het stroopen sloeg
om levensonderhoud te kunnen vinden. Overijssel kreeg onder anderen ook zijn
aandeel in hunnen moedwil, toen zij op hunnen togt naar Utrecht en Holland
door. hetzelve trokken. In 1515 keerden zij, met nog meer ander heerloos
volk versterkt, op de zelfde wijze door Overijssel naar Friesland terug (2). De
onzekere bedoelingen van Karel van Egmond Melden de Overijsselaars ook steeds
in onrust; want schoon hij wel ontkende eenig deel te hebben aan de vijandelijkheden,
waarmede Frans de Yos de drie steden bedreigde, waren zij zeer
in twijfel of een hoop krijgsvolk, dat onder Jan van Diepenbroek in Twenthe
al plunderende rondzwierf, niet in geheime verstandhouding met hem stond (3).
De Geldersche Hertog zoude gaame gezien hebben, dat de railing der weder-
zijdsche Bisdommen, waarover Frederik van Baden met den Bisschop van Metz,
zusterszoon van Karel, aan het onderhandelen was, tot, stand ware gekomen;
doch Maximiliaan, die niets .vuriger verlangde dan het Sticht van zieh en zijnen
kleinzoon Karel al meer en meer afhankelijk te maken, vond niet alleen middel
(1) S. Beotnga, Kronijk, bl. 257—259, aangehaald in den Tegenw, Staat, bl. 165.
(2) Beninga en dumbar aangehaald in den Tegenw. Staat t. b. p .
(3) Zie ook a e e n d t. a. p . , bl. 327, die tevens aldaar uit m o o n e n s Chronijh van Deventer
mededeelt, dat in dit jaar de stad Almelo verbrandde, gelijk twee jaren later Enschede,
Ommen en Gramsbergen.
15