op de grenzen san het Ovarsticht, naar de zijde van Gelderland gelegen/eene
vrije Heerlijkheid (1 ) , bragt, vooral in deze dagen, van tijd.tot tijd , aan
’s Bissohops onderdanan merkelijke ¡schade toe. Daarom besloot de Kerkvoogd,
het Slot met het stedeke en het iand van den zelfden naam door koop zijn
eigendom te maiken. Tot het sinden der vereisehte penningen verkocht hij
eenige andere goederen. Van de zelfde eigenaren kocht hij mede het Graaf-
schap Dalem ( 2 ) . Dit Graafschap lag in het Munstersche, gelijk r a c e r in zijne
Overijss. Gedeutet. .VH,.-8 , «m. vermeldt. Drie jaren vroeger had hij het kas-
teel den Rutenberg, benevens versoheidene andere, zoo in Overijssel als elders
gelegene , goederen van den Graaf van Bentheim bekomen. Volgens sommiger
aanteekening :is Enschede, ,tot op ¡dien tijd door de Graven van Solms beze-
te n , ongeveer in deze dagen ook aan den Utrechtschen stoel overgedragen,
doch de Schnjver ¡van ¡den Wegemcaordigen Staat zegt, dit bij de strijdigheid
der berigten in het midden te moeten laten. Hat zelfde geldt ten opzigte der
redenen, die Jan van Diest kunnen bewogen hebben om Grafhorst, een zoo
gering plaatsje, met stadsgeregtigheid te beschenken. Met ;zoo ¡even genoem-
den Schrijver houden w,ij het . voor niet onwaarschijnhjk., dat de Bisschop,, zoo
door dit middel, als door het schenken van voorregten aan ¡andere steden,
zieh tegen de anagt en den WTevel der Edelen heeft pogen te sterken.
Inmiddels verüepen .zijne zaken hoe langer zoo meer. Reeds in 1334 vinden
wij de Graven van Gehre en Holland in onderhandeling om ’sBisschops schulden
te betalen, waarvoor Geke het Oversticht, Holland het Nedersticht in bezit
zoude nemen. He uitvoering hiervan bleef echter steken, maar in 1336 schoot
Reinoud I I , toen nog Graaf, ¡doch in 1339 Hertog, van Geke , de geheele som,
die de Bisschop onder anderen tot het lossen zijner inkomsten, welke hij in
1329 aan zijne sehuldeischers verbanden had, schijnt gebruikt te hebben. Voor
deze penningen verpandde de Kerkvoogd aan den Graaf , met toestemming van
de voomaamste Edelen ¡en Steden, die ¡den pandhrief met hunne zegels bekrach-
(1) Alzoo zouden deze Heeren waarschijnlijk, even als die van Almelo, wel eigene munt
geslagen hebben, indien ze tot in het einde dezer veertiende eeuw, toen znlks algemeen
gebruikeltjk werd, de souvereinrteit in hnn gebied . behouden. hadden.
(2) Zie de Schrijvers aangehaald in den TegenvK Staat-, .bl. 87.
tigden, ongeveer1 geheel Overiijsseli (1)>¿ alleen Behield hij voor zieh het onlangs
aangekoehte Diepenheim en de> stad Kämpen:;, die reeds , gelijk wij zagen » vroeger
aan den Hollandschen Graaf cijnsbaar geworden was;. Diepenheim zelf
stelde hij onder de¡ bescherming des Graven , die het» des noods, ter bevestigmg
dm overige landen zoude mögen geb'ruiken.
Graaf Reinoud dus, onder anderen» van de stad en het slot van Vollenhove
meester geworden, oordeeldo thans de: geiegemhetd geboren om zijne oude ei-
schen op die Friezen door- de wapenen te¡ doen- gelden. De kans, scheen te
schooner, naardien de Friezen zelve dnor bimnenlandsehe onlusten oneenig waren.
Dan deze zijnen toeleg bemerkende, besloten hem voor te komen, en,
met terzijdestelling hunner onderlinge geschillen, zieh vereenigd hehbende , vielen
zij des filaren móg over het land verspreide henden aan, die zij gemakkelijk
versloegen, terwijl Vollenhove zelf deerlijk door hen afgeloopen werd._ Het ont-
brak dus den Graaf aan geene aanleiding om de wapenen op te; vatten,. en hij
smeedde het ontwerp. om den Friezen het behaald© voordeel ten duurste betaald
te zetten. Aanstond» verzameld» hij, met behulp der Overijsselaars, een leger
en trek daarmede tegen. hen op. Ook leed het, niet lang of, niet verre van
Vollenhove» gelnkte- het Reinoud zijne vijanden te verslaan, met zoo groot verlies
echter ook van. zijne zijde, dat hij den last verloor om verdes- lets, tegen de
Friezen te ondernemen.
Er bestaat tweederlei geld te Vollenhove, in. deze tijden geslagen ; één¡ munt-
stuk, een groot, door ons in de Verzameling van Professor b a a r t d e l a f a il l e
te Groningen ontdekt, meenen wij, op Numismatische gronden, aan Jan van
Diest te mögen toekennem. Wij hopen het mede te deelen in onze Munten der
Bmcheppen, em. van Utrecht. Het andere geld zijn ziilveren deniers van Rei-
notid H , als Hertog van Geke, dus tusschen 1339 en 1343 geslagen (2 ).
(1) d. i. Vollenhove,, Salbend en Twenthe. Zie. nijboff’s GeclenJmaardigheden, uit de
Geschiedenis vasi Gelderland, D. 1, bk. i.VHI. Er jkomt in dit werk veel voor, dat, regt-
streeks of zijdelings betrekking op Overijssel heeft.
(2) l)e mogelijkheiil bestaat echter dat,. aangezien Overijssel eerst in-1346: door Bisschop
Jan van Arkel gelost werd, en het Munthuis te" Vollenhove dus nog eenigen tijd’onder de
8 *