Er is bijkans geeñ twijfel aan, dat bovenstaande goudgulden ten jare 1524
of misschien in het begin van 1525 gemunt is geworden door den Muntmeester
Maarten Nijkamer, vermeld in de volgende Muntordonnantie:
U i t h e t D ig e s t u m N o v um v a n 1 4 5 0 — 1 5 6 7 , s o u . x c v— x o v i
VAN DER MUNTEN, NV N I JES OPGEHAUEN.
Anno xvcxxiiij xxviij Nonembris syndt Burgermeysteren, Scepenen ende Raedt der
stadt Campen eens geworden ende uerdragen met Meester Mertten Nijekamer, muntmeister,
om bynnen der stadt Campen Een nije munte op te richten ende te munten, In manieren,
ende vorwerdden nabescr.:
Ten yrsten, dat meester mertten vorss. sal munten an golden ende sylueren pennyngen,
groot ende cleyn, opt seine geholt énde weerdde ende op alsulck gewicht 1 remedien ende
penen, als de stadt Deuenter uv tegenwoerdich ende voirt hier namaéls werdt muntende.
Beholtlicken, Indien de pene gheene geltstraff en were, dat hij alsdan sali geholden sijn
to munten op alsulcke geltstraffe als de muntmeister to Emden eder to Hasselt uerbonden Is.
Voirt Is ouercomen ende gelouet, dat de voirss. muntmeister an alsulcken. silueren pay-
mente voirt yrste sal mögen vermunten tot Een dusent marck fijns siluers toe ende dairen-
bouen soe veell meer als den assaymeisters van den Rade ende der meenten sali belieuen
ende guetduncken.
Voirt Is belieuet, dat de muntmeister middelertijt soe uoel goldes, als hem geleuert
wordt, op de vorss. ordinantie sali uermunten mögen.
Ende Is voirt uerdragen, dat de vorss. muntmeister van dessen penningen tot slee-
schat sali geuen van de merck fijns goldes enen derseiuer penningen, soe hij an golde
werdt muntende.
Ende van de marck fijns suluers twee st. brab. ten were dat de muntmeister to Deuenter
to sleeschat myn oder meer gaué, sali hij na aduenant oick myn eder meer to geuen geholden
sijn.
Item, soe bij eenigen ueel valsheyt opten golden ende silueren penningen voirgenomen
wordt als dieseine to wassen, to besnijden, oft anders, Is uerdragen, dat de muntmeister
nyet geholden sal sijn voir enigea pennynck to antworden dan voir de ghene, die in der
bussen na older gewoenten wordden geworpen. Ende, Indien deselue bouen het remedium
gebreckelicken worden gevonden, alsdan de pene to gelden, als voir uerhaelt is.
Item mede Is belieuet ende uerdragen, datmen alle penningen van desser munten bynnen
der stadt Campen sali ganckber holden, die in allen wijn ende bierhusen voirt au excijsen
renten ende andere schulden te doen boeren, duerende de tijt vorss.
Voirt sal men alle uitheemsche vreemde penningen voir heggemunt holden ende bynnen
der stadt Campen nyet gaen laten, bij der penen tot kentenisse van den assaymeisters.
Item noch is uerdragen, datmen den muntmeister bouen den vorss. Sleeschat nyet meer
belasten dan hem ende sijne gesellen in waken, excijsen, tollen ende anderen diensten ende
beswaernisse sal laten gebruycken ende beholden alle olde priuilegien recbticheiden ende
gewoonten.
Ende, soe de stadt Campen thans geen eygen huys en heefft, iotter munten dienende,
sullen sij den muntmeister tot vollest vander bueren ' Jairlix to bate comen ende geuen
veertich heren ponden.
Item noch is den muntmeister toegelaten' ende myt hem verdragen, dat hij; sali mögen
munten Schellingen ende halue Schellingen opten voet van der stadt Hamborch offt anderen
Wendesschen steden op alsulck geholt, wicht ende weerde, alsmen dat na loop van anderen
gelde tugen mach tot guetduncken der assaymeisters.
Item noch is bevorwert Indien het gelt, golt offt siluer soe uerliep, dat hem de muntmeister
op dessen voet vorss. niet beholden mochte, dat men alsdan na aduenant'der gele-
genheid een ander ordinantie maken sali, dair men dan mede pásseren ende de muntmeister
sich na redelicheit mede sal mögen beholden, alsoe dat de munte alhier sijnen voirtganck
sal nemen soe lange de vorss. muntmeister alsulck suluer, hem nv voirt yrste toegelaten,
sali mögen uermunten, soe hem dat toegesacht ende belovet Is sonder argl. [argelist].
Onder N° 3 deelen wij een stuk van twee en een halve rozenobel mede,
geslagen naar het voorbeeld van diergelijke groote goudstukken, in Engeland
sedert de regering van Koning Hendrik VIII vervaardigd, gelijk men ze, onder
anderen, afgebeeld zien kan in r u d in g ’s werk: Annals o f the Coinage o f Great
Britain, PI. V , N° 1, en op volgende Platen. De tegenwoordige verschilt van
de 2§ rozenobelstukken van Koningin Elisabeth hoofdzakelijk in de rigting van
den schepter, het plaatsen van het schild in plaats der port-cullis en het ge-
bruik der half-Gothische letters.
Op de vz. van hef stuk vertoont zieh de hier doellooze (ten zij men het behoud
der nagevolgde type als doel beschouwe) afbeelding van eenen in eenen Gothi-
schen zetel zittenden Vorst, inet de kroon op het hoofd en schepter en wereld-
bol in de händen. Aan zijne voeten bevindt zieh het wapenschild van Kampen ,
waarin dat van het Oppersticht zigtbaar is. Omschrift:
NON • VIDI • IVSNVM • DERE • NEG • SEMEN • EIO (eigenlijk het teeken
41*