»op verscheiden dagen van vrolijkheid, tot üagedagtenisse van dese weldaad,
ii gebruiken (1).
» Het zij omtrent dit alles so het zij, dit is seker, dat de Stad Zwolle destijds,
.a door Willem van Heek, Proost tot Utrecht, en Raad van den Roomsch-Ko-
» ning, sterk heeffc laten solliciteren, om van den Keiser een bevestinge van alle
»haar voorregten, en ook te gelijk, het regt van goud en silver te munten,
» t’erlangen (2). Al hetwelk Frederik haar op den 4 October genadiglijk ver-
ii leende, bevestigende haar, eerstelijk, alle vrijheden, regten, voorregten, hand-
» vesten, goede oude gewoontens, en brieven, in diervoegen, als of hij die alle
a geheellijk in sijn brief ingelascht hadt. Ten tweden, schenkende haar voor
a altoos het gewenschte voorregt van goud en silver te munten, met alle voor-
ii delen die daar aangehorig zijn. Revelende ten derden, dat op de regter sijde
»van het goudgeld een Keiserlijke appel gestempelt zoude worden, en aan de
»andere sijde het afbeeldsel van den H. Aarts-Engel Michael, hebbende tus-
ii sehen sijn voeten > het Stads wapen in een klein schildtjen. Dog dat sij het
»silvergeld met haar Stads wapen mogte laten bestempelen, in welker voegen
«sij wilde, Vergunnende haar, ten vierden, dat sij in haar Bannier of Stan-
ii daart (3) benevens haar Stads wapen, zijnde toen al reets een silveren of wit
»Cruis in een blaauw veld, ook de afbeeldinge van den H. Michael met goud-
» verve, of geel afgeset, en met-eene rode mantel behängen, voeren mögt, ofte
u niet, so sij verkoor. Gebiedende, ten laatsten, aan alle die hij te gebieden
»had, dat sij de Stad alle voorverhaalde voorregten gerustelijk lieten genieten,
»en dat degene, die hier tegen dede, in sijn, en des Rijks ongenade verval-
ii lende sestig mark loot gouds verbeuren zoude: waarvan de eene helfte aan den
»Keiser, en d’andere aan de Stad Zwolle verviel. Gelijk Frederiks brief, tot
»Mechelen afgegeven, dat alles met meerdere woorden uitwijst« (4).
( 1 ) nooGSTEATEH, Groot Woordenboei I d de ßeschrijvmge van Zwolle, door LE c l e r q
opgesteld.
(2) In desselfs brief van den 3 Augustus.
(3) Dus leest men, onder anderen, in den laatstgemelden brief: aEnde dat Gij,» schrijft
hij aan den Magistraat, «mooght voeren in ende boven enen Batinier ofte Standaertf
«S. Michael met n wapen te samen, ofte uw wapen alleen hoe ghij wilt.»
(4) [Aangezien van hattum dit Privilegie,. volgens zijne gewoonte, zeer slordig mede-
« Wir Friderich, von Gottes gnaden Römischer Keyser, zu allenn tzeiten Merer
des Reichs, zu Ungeren, Dalmacien, Croacien etc. Kunig, Hertzog zu Oesterreich,
zu Steyer, zu Kernnden, und zu Crain, Herre auf der Wynndischen-
march , und zu Portenau, Graue zu Habspurg, zu Tirol, zu Phirt, und zu
Kyburg, Marggraue zu Burgau, und Landtgraue in Eisass, Bekennen offen-
lichen mit disem brief, und thun kund allermenigklich, dat unss unser,
und des Reichs .lieben getreuen Bürgermeister und Rate der Stat Swoll, die-
mutigklichen haben anruffen. und bitten lassen das wir jnen all und yeglieh
ir gnad, ffeyheit, Recht, brief, priuilegien, handtfesten, alt gut gewonheit,
und herkomen, so Sy bisher redlich erworben und herbracht hetten, in allen
und yeden iren Worten, puncten, und artikeln *zu confirmiren, und zu be-
stetten, und dartzu Güldene, und silbrein Munsz, bey jn zu slahen und zu
machen, zu vergönnen, und zu erlauben gnedichlichen geruchten. Des haben
wir, angesehen solich ir diemutig und fleissig bete, auch die annemen ge-
trewen, und nützlichen dinste., so ir voruorderen, und Sy weilent unsern
vorfarn, unss und dem heiligen Reiche, getan haben, und hinfuro in kunfftig
zeit wol tun mögen und sollen; und darumb myt volbedachten mut, gutem
rate, und rechter wissen, denselben Bürgermeister und Rate zu Swoll,
und iren nachkumen, alle und yegelich jr opgemelt gnad, fceyheit, recht,
brief, privilegia, handtfesten, alt gut gewonheit, und herkumen, in allen und
yeden iren wortten, clausein, puncten, artickeln, meynungen, und begreiffun-
gen confirmirt, besfett, und jn aus sundern unnsern KeyserlicHen gnaden,
Guldem.und Silbrem Munsz, in massen hernach geschriben stet, zu slahen und
zu machen, als Römischer Keyser gnedigklich vergönnet, und erlaubt, con-
firmirn, bestetten, gönnen und erlauben, in solich alles, aus Römischer Key-
serlicher macht, volkumenheit, Wissentlich, in crafft diss briefs: Also dass nu
farbashin solich obberurt ir gnad, ffeyheit, recht, brief, priuilegia, handtfesten
, alt gut gewonnheit, und > herkummen in allen iren worten, clausein,
puncten, artickelen, inhaltungen, meynungen, und begreifiungen, crefftig und
deelt, het zij met, het zij buiten zijne schuld, geven wij het thans hier, daartoe door
Mr. j. v a n d o o e n i n c k i n staat gesteld, volgens het origineel, liggende in Lade N® 24
van het Stedelijk Archief van Zwolle]: