Steden des Kicks doen slaen ende maicken laten, Ende dieseine sali gelden so voel als nu
ter tit die Joachimdalers gelden. Ende die marck dairaff sali holden thien pennongen ende
achtthien greyn iijn siluers, Ende der sali in een troyssche marck Negendehalue stucke
myn een engels, Ende die muntm7 vurss. sali dairaff op die marck wercks to remedie heb*
ben twee greyn int alloye voir ongenall, Mer, gebruyckt hij die beyden, so sali hij die
der stadt betalen, ende, gebruyckt hij sy nyet alle beide, so en sali hij nyet dairaff doruen
geuen, Ende opten snede sali hij dairaff toe remedie hebben enen engels. Ende der
stadt sali hij dairaff to sleetschat geuen als die konynck, kurffursten, dursten, Heren,
greuen ende Steden vurss. van gelicken hebben. Item noch die haluen ende vierdendeell
des vurss. silueren penninges to munten so weert ende so guet als nae aduenant des
geheelen ende groeten sylueren pennincks woe vurss. Ende die Muntmeister vürss. sali
dairaff toe remedium int alloie ende opten snede hebben ende dairaff toe sleetsohat geuen
allet nae aduenant woe bauen van den geheelen penninck ende daler geruert ende ge-
screuen staet.»
Die data is van den brieff mittet zegell der stadt Niem egen besegelt: Dusent vijffhon-
dert acht ende dartich des woensdaiges nae sanct mathias dach.
Concordiert dese tegenwoirdige copie van woerden tot woerden
mit der stadt copien boecke van Deuenter bij mij Joachim
Therijnden Apenb. Not.
J. THERIJNDEN Not. Tat.
Verder blijkt uit de Ordonnantie (zie later) omtrent het plan van nieuwe gouden
munten, dat de thans door ons behandelde munten in geheel Nederland {de landen
van herwaerts over) loop zouden hebben voor tweeentwintig stuivers Brabandsch.
In dit stuk wordt gesproken van vroeger gemunte »penningen van goude,
ooek te Deventer, Campen ende Zwolle gemunt.» Waarschijnlijk zijn dit geene
munten geweest op naam der gezamenlijke drie steden, maar door ieder derzelve
op zieh zelf gemunt. Van deze gingen er 76 op een Trooisch marck en werden
ze, wigtig zijnde, voor eenentwintig stuivers toegelaten.
Niet lang daama kwamen de steden in moeijelijkheid. De Koningin Maria,
Landvoogdes der Nederlanden, op naam van hären broeder Keizer Karel V , de
muntzaken zoo veel doenlijk op eenen eenparigen voet- willende brengen, be-
paalde bij eene Ordonnantie van 26 Augustus 1539, uit naam van den Keizer,
dat de steden zouden ophouden te munten de beide soorten van guldens, laat-
stelijk geslagen; waartegen deze guldens loop zouden hebben in ’s Keizers landen
alhier tegen eenen vastgestelden prijs. Daarenboven zouden de steden eenen
nieuwen gulden mögen slaan op den voet en de ordonnantie van den gouden
Karolusgulden, die loop zoude hebben voor 24 st. brab. In ’t midden zou
staan een leeuw in een schild, zijnde de wapenen van Braband en Holland, en
rondom die der drie steden. En ook een zilveren. penning voor 6 st. brab.,
alsmede een stuiver. Daarenboven bevatte zij nog eenige bepalingen tot het
onderwerp betrekkelijk. De steden vonden zieh hierdoor merkelijk bezwaard en
begeerden het verlof tot het munten van dezen gulden op de gestelde voorwaar-
den niet.
In eene nota van hetgeen in deze zaak zoude gedaan worden, vond Mr.
w. h. cost JOrdens (zie OverijsselscAe Almanak voor Oudheid en Letteren, 1854,
< bl. 52 in noot 2) het volgende:
» Altijt hartlicken ende vastlioken ’t: blijven bij onse olde possessie van golden
»ende silveren penningen te munten, onder verscheidene wapenen, teykenen
»ende figuren, oick onder verscheidene alloie ende gewichte ende all gewest in
» desser olde possessie, ende gebruyek baven aller menschen memorie, all eer wij
»ondersaten van Rom. Key. Ma‘ geworden synnen, ende sijn M* ons nyet al-
» leen daerbij te laten, dan oick daerbij ’t beschermen, ende heft elcke stadt
» alleen gemuntet, oick mit malckanderen, oick mit groningen gemuntet, als een
v lithmaet van Overijssel, so men mit voell olden penningen ander diverse Bl
» gueren ende teykenen onder diverse alloie ende onder diverse gewichte ver-
» tonen sali. »
»De zaak bleef hangen, en een jaar later werd de Secretaris van Deventer
.Nicolaas Verheyden naar Brussel gezonden om die bezwaren te doen gelden.
Het einde der onderhandelingen was, dat de Koningin toegaf. De Steden
verklairden zieh genegen de genoemde penningen op dien voet te munten, om-
dat nu de muntmeester, waardijns en essayeur eerst den eed zouden doen aan
de stedelijke regering en dan aan de Generaalmeesters van de Munt; omdat
men de muntbus niet in, den Haag zou behoeven te leveren, zoo als eerst
gevorderd werd, maar dat de Generaalmeesters daartoe in Overijssel zouden
27