de beide andere steden de weigering van den Kerkvoogd onaangenaam was ge-
weest. Die vrede was echter van körten duur. Eene ontmoeting te Kamper-
veen, waarbij eenigen van Herberns volk door de boeren afgemaakt werden, had
ten gevolge, dat hij den Kampenaren, aan welke h ij, buiten reden, het onge-
val ten laste leide, ' plegtig den oorlog verklaarde (1). Dezen, zieh eerst door
een nieuw verbond van de ondersteuning der beide andere steden verzekerd
hebbende, troffen vervolgens met Aarnoud, die tot dat einde binnen hunne muren
gekomen was (2), eene overeenkomst om Herbern met gemeene magt aan te
tasten. Ook sloeg men straks het beleg voor des Edelmans sterk verschanste
slot Pnttenstein, dat hij na weken lange dappere verdediging eindelijk moest
overgeven, ten gevolge waarvan hij zelf gevánkelijk naar Kampen vervoerd werd,
doch niet lang daama geslaakt, onder voorwaarde, dat zijn slot ten gronde zoude
afgebroken worden, hetgeen dan ook onmiddelijk daarna geschiedde.
Ten jare 1374 werd Overijssel door eene allerhevigste overstrooming zoo zwaar
geteisterd als immer te voren.
Of Vollenhove, door Bisschop Jan van Vernenburg verpand, reeds onder het
hestuur van Aamoud van Hoorne, of eerst onder dat van zijnen opvolger gelost
is geworden, verklaart .de Schrijver van den Tegemooordigen Staat niet te
kunnen verzekeren (3).
Terwijl Aarnoud van Hoorne, na een bestuur van slechts zes jaren, in 1377
tot den Bisschoppelijken stoel van Luik bevorderd werd, koos men Eloris van
Wevelikhoven (1377—1393) tot zijnen opvolger; doch alvorens- over te gaan
tot de vermelding der voomaamste, in Overijssel gedurende het leven van dezen
Bisschop voorgevallene, gebeurtenissen, moeten wij nog met één woord spreken
van de munten door Aamoud van Hoorne in dat gewest geslagen. Die munten
zijn alle zilveren en bestaan uit dubbelde grooten, te Zwolle en Kampen vervaar-
digd. In onze Munten der Graven en Hertogen van Gelderland hebben wij op
(1) Zie de Tegenmordige Staat van Overijasel, bl. 103.
(2) Het is waarschijnlijk bij deze gelegenheid, dat de Kamper boddrager geslagen is,
met den naäm en titel van Aarnond, de eenige ons bekende munt, die de Utrechts che
Bisschoppen binnen Kampen hebben laten vervaardigen.
(3) Bl. 104.
PI. XXX, onder N" 3 , 4 en 5 , de dubbele en enleelegrooten medegedeeld,-door
onzen Bisschop te Harderwijk geslagen, toen de Geldersche Hertogin Mechteld
aan hem voor 25,000 oude Schilden die stad, benevens Elburg en Hattem, van
1376—1378 verpand had. Zie bl. 379 van den tekst van ons bovengenoemd
werk (Haarlem 1852). Het zijn waarschijnlijk munten van dezen Kerkvoogd,
die wij vermeld vinden. in de Cameraarsrekening der stad Deventer van 1379:
//Tweede zat. na Sacramenti vor ghebreo an den,gheelde, dat dijrike vyter stad
//kyste gheleuerd ward al an ij° Camp, placken, die vor goede placken ghere-
« kent weren, maken ij ffi v s.//
Tot de belangrijkste gebeurtenissen, onder de regering van Floris van Wevelikhoven
in Overijssel voorgevallen, behoort de ten onderbrenging van den
Sallandschen Edelman Evert van Essen. Deze aan het riviertje de Vecht, in
het Kerspel van Ommen, een buitengewoon sterk kasteel bezittende, had al
lang door zijne rooverijen en kwellingen het geduld der ingezetenen van Salland
dermate uitgeput, dat men er eindelijk toe besloot om hem zijnen wrevel en
schraapzucht betaald te zetten. Den storm ziende naderen, gelukte het hem
wel, in de lente van 1380, een verbond met de stad Kampen te treffen, volgens
welk men elkander geene schade zoude mögen toebrengen, dan na eene
maand te voren plegtig den oorlog te hebben aangekondigd; doch deze voorzorg
kwam hem tegen de overm'agt zijner vijanden luttel te stade. Deventer en
Zwolle sloegen de handen met den nieuwen krijgshaftigen Kerkvoogd zamen,
die, behalve zijne Overijsselsche leenmannen (zijnde de Edelen met hunne
afhangélingen), zieh ook nog van eene niet onaanzienlijke uitheemsche hulpbende
had voorzien. Het beleg van van Essens slot, dat den naanuvan Eerde droeg,
duurde, volgens sommigen, van 3— 28 Mei, wanneer.het bij verdrag overging.
Men kwam overeen, dat de Edelman eenige weken tijd zoude hebben om niet
alleen zijne goederen te vervoeren, maar ook het getimmer, dat hij van zijn slot
wilde laten afbreken; en dat, die verstreken zijnde, de Bisschop met het overige
naar zijn goeddunken zoude mögen handelen. Volgens het laatstgemelde punt
werd alles tot den grond toe door den brand vermeld. Van Hattüm zegt in
zijne Geschiedenmen van Zwolle ( l ) , dat hij bezwaarlijk begrijpen kan, wat
(1) D. I , bl. 208.