offl de onderhandelingen te doen sfspringen, maar haalde zelfs j
Kederik van Baden over, om den Utrechtschen zetel m te rnnnen aan Kbps
van Bourgondie, broeder van wijlen Bisschop David (1).
Omtrent de gonden m u n te r van den aftredenden Bissehop kan , even mm a s
van de zilveren, de plaats opgegeven worden waar zi] vervaar ig<^ ^
maal de mnntplaats er niet op aangewezen is en de Muntwetten en Muntmees^
tersrekeningen verloren schijnen gegaan te zijn. Wij weten ^ ^
zijner munten in het Oversticht zijn geslagen geworden, verondersteld dat men
i a r gemunt heeft. De naam der eerste soort, of der gonden munten, was
gmidmldens, die der laatste dubbele, enkele, heele en halve grooten.
Doch hervatten wij den draad van het geschiedverhaal.
De Staten van het Nedersticht, verwittigd dat men het er op toelegde om
Klips van Bourgondie den Utrechtsehen zetel te doen bekj ^ en
nig zin te hebben tot het aannemen van dezen meuwen Hee .
S e i ofschoon mede door Keizerlijke gezanten aangezocht, vermeden, zoo g
het hun slechts eenigzins mogelijk was, zieh omtrent deze zaak te verktaen. .
Een w e h re n d antwoord was gevaarlijk, uit hoofde van des Keizers overmagt
w i e S e n wel voorzien konde, dat niet gespaard zoude worden om de voorge-
nomene overgave des Bisdoms met geweld door te drijven; en om e e gm-,
daartoe was men in Overijssel waarschijnlijk niet meer
dere ziide'des IJssels; behalve dit maakten de bedreigmgen van Karel van hg
mond, Wiens belangen zoo regtstreeks tegen die van M^iimhaan gekant ware
en die daarenboven eenen persoonlijken afkeer van Kbps ^ . de - a k m em
zorgelijk (3). De Geldersche Hertog had met alleen werkehjk een leger m
S t a d (3 ), dat ieder oogenblik op het kwartier van Vollenhove kon^aanvaBen
„ L t a t t a g daanfa nog eenen aanzienlijken hoop ta e c tam m
ziine dienst, dien hij gebood naar de zijde van Deventer af te zakken. Zij g
ten hunnen togt door Twenthe, overmeesterden op eene verraderhjke wijze
S d i ” , » — « O H « - « » »M e » Mi W M t a - f *
(1) Zie, onder~anderen, hier over v. van mieris, Bist, der Bed. Torsten, I I , bl. 43.
(21 Zie ook abend t a. p., bl. 829.
(8) w. eekhoee, Bebiopte Geechiedenis vm Tneslmd, bl. 148.
( US )
gaan, indien de drie groote steden niet met allen spoed de noodige versterking
derwaarts gezonden hadden. Nogtans bleef de Hertog bij zijne betuiging van
niets vijandelijks tegen den Bisschop of zijne landen te willen ondememen, en
het volk zette zijnen togt ook e e rta g naar K ie s ta d voort (1).
Voor twaalfduizend dukaten (2) kochten de Keizer, alsmede Koning Karel,
’S Pausen bevestiging van Klips tot Utrechtschen Bisschop, nadat zij middeler-
wijl de Staten van het Nedersticht hadden overgehaald om Klips, zonder mede»
werking der Overijsselschen, tot hunnen Heer aan te nemen. De onderhande-
lingen, hierover gehouden, toonen, zegt de- Schrijver van den Tegenwoardigen
Staat, ten duidelijkste, hoezeer het de toeleg was om den invloed des Konings
meer en meer in het Sticht uit te breiden. Deszelfs belofte , dat hij de ingeze-
tenen van het t a d van Utrecht zoude beschermen en behandelen niet alleen als
zijne naburen, maar als of zij zijne eigene onderdanen waren, en dat hij hen
in alle verbindtenissen zoude doen hegrijpen, is genoeg om dit te doen zien (3).
Ook de Overijsselschen moesten zieh daarop wel onderwerpen, en de drie steden
zonden dus elk eenen Geheimschrijver naar Utrecht, om den nieuwen Bisschop
bij de inhuldiging te begroeten en tot eene spoedige komst in Overijssel uit te
noodigen. Zulks had plaats in Mei 1517, maar het liep nog tot in October
diens jaars aan eer hij den togt aannam. Toen werd hij eerst afzonderlijk in
elke der drie steden , en vervolgens op den Spoolderberg door de Ridderschap
en de kleine steden van Salland gehuldigd (4).
H e d a , de beschrijver der levens van de Utrechtsche Bisschoppen, schrijft alle
rampen, die in dezen tijd aan Overijssel overkwamen, aan Klips schraapzucht
en onkunde toe, alsmede aan zijn gehoor geven aan verkeerde raadgevingen;
terwijl g e e a r d ü s g e l d e n h a ü e r , geheeten n o v io m a g u s , mede een Schrijver van
naam uit die dagen, den Bisschop voorstelt als boven het bijgeloof des tijds
verheven, eene Sterke neiging toonende tot geleerdheid en fraaije kunsten,
(1) Zie onder anderen bevius, p. 198-—203, aangehaald in den Tegenwoordigen Staat,
bl. 166 en 167: arend, bl. 329.
(2) Zie f. VAN HIER1S, Historie der Ned. Torsten, D. I I , bl. 44.
(3) Zie bl.-1.68.
(4) Zie ook arend t. a. p., bl. 330 en 331.
15* -