( »40 )
faxten etttev \üt n**un der State« asm, hviu in Qvarijiwl all« dp mmgehmddi'
veswgtetttevew te vesttoouen, in tegnuwixmllghoid van wi« hij wilde, duoh gotmo
afeehrifte« te vötguntw«, waartoe *q da redauan «tmhnnldan, wolke wij gorion
hebfant. .0» Gwsf, da onvunuuterlqkheid dar welgering »umhuorendo, Hut door
dan Kauaafiet «ntwourite«, dat zquo Gwuute gahwpt had, dat hot I .luulaohap
Overqssvl, ik h nu betet bedacht hottende, van govoelan vorandoi-d »oude »ijn,
doeh tag«« rijuo verwaohtmg hat togendeei ondervond. Dat hij to minder voi>
wseM had, dat' *q dit wwaak aan hnnuen Prius an Heor »oudou nfgosln-
gen hakten, ttewql alte diagenen, walko voorrogten wilden geuioton, vorpUgt
wate® hak Kgt tot deialva aan te taoneu. Ook haddeu de Qvwqswlaws «alka
reife wei i« andere gelegenheden «rat de daad arkeud. De Kansolier voegdo ei
b q , dat aqua Gonade, door de gesauten gebedeu am vgorspraak hij de Laudvoog-
des te doen. niet sag op walken graud hij »nlks aoude uitvoeren, naavdieu zij
¡jeeae andere redeueu vooigesteld haddeu, dan die door de Landvoogdes onjuist
tevundsn waren. Badende daaiorn de geaanten, niet als Stadhouder, maar als
«ea tnand vaa 's lands weivaart, nog eens rijpeüjk ouder aiok te overleggen, of
zq g e n günstiger vctaslagen als de gedaue konden voprstellen. De gesauten,
rieh bereden kettende en terugkeerende, bragten, iets dat zeldzaam was, vele
Kcfeaeri b q , vrasuum de Keäer verpligt was, de Steden in hare voorregten aan-
.r —a, de Munt te handhaben/ De Giaaf, deae redenen goedkeqrende, vroeg
fcen of rii deaetw ook in het vorig schriftelijk antwoord aan de Landvoogdes
»esteld hadden. 2q Meiop bevestigend geantwoord bettende, liet de Stedhou-
*sr hcn watrekken en kort daarna trij rieh terugkeeren, terwijl hij hun door den
rsreajfa: deed vwxhouden, dat rij niet wegens de afkondiging der plakaten,
aifeea «egens het afgeven van de afechriften der voorregtsbrieven van de
■amt inet hem in ondetbandehng waren. Zij vroegen, welke afechriften d e
Laadwoedcs begeerde te hebben, en kregen tot antwoord, van die brieven niet
^ 1^ . welke den Stadhouder te Zwolle vertoond waren, maar ook van de vqpr-
regten der munten van de Steden. De lasthebbers der Steten overwogen de
m k nag eens rijpetqk, en betuigden op nieuw, geenen anderen last, d a n welken
zq verhbaid hadden, te hebben; beloofden aan de Steten van alles verslag
te dnen, en fset antwoord van den Stadhouder over te schrijven, wien rij mid-
X 247 )
delfli’wijl verzechten, do Koningin van het tot nog toe bedoten* der Stete» to
verwittlgen, Hopowlß daf; bar« Majamteit do regten van het Jjondaehftp niet raet
ongenade zoude willen verhörten, lietwelk de Stadhouder veraekerde ook niet de
rneonhig der Lundvoogdes te jsijn, Maar wel dat de Steten cenige d%etonton
riaor JlriiHHel fcotldcil, aan welke hij een briet ¡sowie medegeven.
Do afgezunton, na het verftaan van dit antwoord vertrokken rijnde, dedea
op den 22 Mei aan do Steten veralag van al het voorgevaUene. Men berioot
een gezantsehap van zes porsonon aan de Koningin te ¿senden. De inatruetse,
wolke zij aan dat Hof medebragten, hield kortelijk bijna de sselfde bewe^pseden
in , oin van het afkondigen der plakaten ontelagen te worden, ab» welke zij in
het antwoord aan do Koningin voorgedragen hadden. De afgezanten, te Brn»-
sel aangekomen zijnde, traden vcrscheidene malen met den Hertog van Arern-
berg, den President Viglius Zuichem en den geheimen Raadaheer Ererhardu*
Nicolai in onderhandeling. Deze Heeren verklaarden uit naam der Landvoogde#,
dat hare meening door het zenden der twee plakaten geenazina geweeat wa* can
’s lands voorregten te krenken: en even min, als rij de afechriften der voorregtsbrieven
begeerd had te zien. Dat zij tot dit laatete bewogen geworden
was, om, uit onkunde, de Staten, zoo wel in deze als andere geiegenheden,
in hare geregtigheden en oude gebrniken niet te benadeelen. Dat zij ook de
Steden in het minst niet in hare oude voorregten der Munt wilde verkorten en
haar geld niet zoude laten verbieden; mits dat de Munt aldaar op den zeifden
voet en de zelfde zwaarte en waardij als die van den Keizer gebragt werd.
Naardien de Mnntmeesters anderzins, tot groot nadeel van rijne Majesteit, zqn
gesiagen goud en zilver smeltende, het in andere ligtere en slechtere nnmte vecan-
derden, gelijk, // bij neerstige ondersoekmge,// bevonden was. Na dit gunsiige
antwoord der Koningin, betuigden de lasthebbers van Overijssel bereid te rijn,
schriftelijke openingen van ’s lands voorregten en oude gebrniken te geven; mite-
gaders, in Overijssel teruggekeerd zijnde, te bewerken, dat de Overqaseisehe
munt op de zelfde leest als die van den Keizer geschoeid werd. De Koningin,
dit hoorende, ontsloeg de Steten van bet afkondigen der plakaten, zoo fang tot
dat zij berigt zoude bekomen hebben van hetgeen op de uägesdnevene Yergt-
dering te Augsburg, door de Rijkssteden, aangaande het stuk der niunl, be