»Na zijnen dood zou het leenregt overgaan op zijne kinderen Herman en
J Jan . // ghezamenderhand.it
» ln 1336 komt Heer Johan van Cuynre (Senior) nog voor als getuige van
n Bisschop Jan van Diest, woensdag na Paschen verleden, bij de verpanding van
»Vollenhove aan Graaf Reinoud II van Gelre (1). Maar den 6 Mei 1337
I wordt in eenen brief van de bestierders der landen van het klooster Mariendal
» in Hemelum en de burgers van Kuinre en Veenhuizen, den Graaf Willem
»van Holland smekende om bescherming tegen den Graaf van Gelder, reeds
» van de sancta memoria Domini Johannis gesproken (2).
»Negentien jaren later (1355) treden Johan en Henric van Kunre, broede-
»ren, Bidders, te voorschijn. Zij'bidden heren Johan, here van Kuinre, on-
» sen neveu, om eenen brief met hen te bezegelen (3).
»Deze laatste zal de zelfde zijn, die in de eerste Cameraarsrekening van
»Deventer van 1359 Dominus Johannes de Kuenre genoemd wordt. In 1371
»verkochten Herman, here van Cuenre, Joncfer Mechtelt, sijn echte witlicke
» wijf, en Joncfer Alyd (4), sijn suster, aan Johan Putte de 42 morgens
»land, die hun in Mastenbroek wegens heren Volrad’s goed onder IJsselmui-
»den waren toegedeeld.
noemde men in ons vaderland al ligtelijk berg, Misschien ook was het eene hoogte om van
daar scbepen in zee te bespieden. Eihdelijk misschien ook een hoog bolwerk om het kasteel
bij zware zeevloeden te beschermen. . v. p. c.
(1) Dumbar, KerJceUjJc en Wereldlijh Deventer, I , bl. 498, en Analecta, I I , p. 264.
(2) In de CronograpMa (sic) de JBeijeren, in de Boekerij der Maatschappij van Nederl.
Letterkunde te Leiden [Catalogus, D. n , bl. 485],leest men op bl. 170: «Dèe beval
uBisscop Jan [van Arkel] Heren Vrederic van der Eeze Zallant ende Diepenem (Diepen-
heim), mitter Cnnren,' dat hi dat oerloghe voeren zonde ende dat lant bewaren teghens den
Hertoch van Gelre ende den Heer van Bronchorst. Ende des Bisscops hulpeis waren die
Heer van Cunte, ende die Heer van Vorst. In ’t jaer van XLIX (1349) wart dat orloghe
ghevreet ende opgheset tnsschen desen Prinoen.» — Deze Heer van Kninre was ook een
Johan. g i D'j° '
(3) Maqnin, de Klooslers in Drenthe, tweede drnk, bl. 28, 29 m de noot.
(4) Komt nog op het jaar 1385 voor in het op het Provinciaal Archief van Utrecht betastend
Juiidaal van Wevelinckhoven, fol. 113. Die voornaam bleef eenen geruimen
tijd in de familie.
»Deze Herman is dènkelijk doór de Hamburgers in 1376 wegens zeerooverij
a vermoord (1) of liever ter dood gebragt.
»Van zijn zoon Herman bestaat nog een stuk des jaars 1377 op het Kam-
» per Arehief.
»Wij Kebben yroeger gezien, hoe de Graaf van Holland in 1331 aan Jan van
» Cuinre onder anderen het halve geregt van Emmeloord, het hooge geregt van
U Urk en al het geregt aldaar gedurende zes weken telken jaar verleende. Vijf-
» tig jaren later sehonk Hertog Aalbrecht »»dese twie landekyns of kerspele (de
»»zee had ze reeds aanmerkelijk beknibbeld),. als Orkel ende Emelswalde,
»»met alle baren toebehoren, hoghe gherecht ende läge, ende andere renten
»»ende also als ’t gheieghen is, aan Dirk van Zwieten (2).»»
»Deze ielfde Herman II komt nog voor, A" 1385, als Hermannus de
(1) D dmbae, Anal. I I , p. 306. Noot van dümbab, waarin , À" 1363, Johan van
Kpinre als Getuige van Herman voorkomt.
De zeerooverij was in de eerste helft der vijftiende çeuw nog zeer algemeen, zelfs op de
Zuiderzee, en ging dikwerf met de groote wreedheid van het over boord werpen van het
scheepsvolk gepaard. Zie onderscheideñe plaatsen, daarop “betrekking hebbende, in het
Ve Deel van doots Árchief voor leerle- en wereldeche Gesehiedenissen, voomameUjlc van
Utrecht. Blijkens de ons later welwillend door D* molhdtsen voer de iiitgave toégezoñ-
dene: Geschiedhumdige kermnermgen ombrent Kuinre, geplaatst in den Oaerijsselschen Almanale
voor Oudheid en Leiterin voor 1853, bl. 31, was Graaf Herman van Kninre
door de Hamburgers gedood; waarschijnlijk waren ook alle anderen, die zieh op het
Kuinresche roofschip bevonden, völgens het gebruik van die tijden, in zee geworpen
geworden.
In Mei 1376 had er, op eene bijeenkomst van Hamburgsche en Kuinresche Afaevaar-
digden te Kämpen, eene verzoening plaats.
Hoe Heer Herman van Kuinre de handelsvaartuigen der drie Overijsselsche steden dikwerf
béroofde, lezen wÿ bij molhuysen,- bl. 29—32; ook die van Stavoren hadden zieh
over hem te beklagen, aldaar, bl. 31.
Volgehs de noot op bl. 13 bij molhuysen liet Hertog Aalbrecht van Beijeren, ten
jare 1381, reeds op Urk eene. sterkte bouwen, waarvan later op 1897 als dnidelijkê be-
stemming wordt opgegeven [aldaar bl. 13 in den tekst] «om de rooverijeh der Friesen
op de Zuiderzee te beteugelen,» zoodat die ongelukkige beroovingen toen nog zeer in
gebruik waren. v. n. o.
(2) Schwabtzenbeks, 1. 1. I , p. 248, 244.