[d. i. wegen] «binnen onsen Landen gebruiken» mogten, even als de andere
steden pleegden te doen.
Het was ook in deze stad Hasselt van zijn Oversticht, dat onze B is s c h o p een
aantal zijner zilveren munten had laten vervaardigen, te treten dubbele, enkele
en halve (misschien ook nog andere onderdeelen van) grooten; verder te Deventer
goudguldens (die echter, gelijk wij nader in onze Afdeeling: Munten der .Buschoppen
van Utrecht, enz. hopen uiteen te zetten, waarschijnlijk om ons on-
bekende redenen, niet lang in omloop zijn geweest) (1), dubbele en enkele,
halve en vierde grooten. Uit eenen nog voorhanden Muntoeestersbnef van
den jare 1415 zien wij, dat alstoen door den Bisschop «mytvade en guetdunc-
«ken onss Baits ende onser drier hoeftsteden van Sallant, als Deuenter Camp
e n en Swolle,« tot zijnen Muntmeester te Deventer is aangesteld Adriaen
Peter Schaerts soen. Zijn voorganger in der tijd was Arend van Strampraide,
D E R D E A ED E E -L IN G .
VAN DEN T IJD , DAT OVERIJSSEL BIJKANS GEHEEL AAN DE UTRECHTSCHB
BISSCHOPEEN ONDERWORPEN WERD, TOT HET AAN DE VORSTEN
HIT HET HUIS VAN OOSTENRIJK KW AM.
T o t dus verre hebben wij de tijden beschouwd, waarin Overijssel al meer en
meer onder de magt der Utrechtsche Bisschoppen kwam; thans zijn wij tot die
genaderd, waarin het territoriaal gebied geene aanwinsten meer ontvmg (alleen
uitgezonderd de aankoop der Heerlijkheid Blankenborg, onder Haaksbergen
gelegen, ten jare 1449); waarin de wereldlijke magt der Bisschoppen te met
(1) Waarschijnlijk zijn ’s Bisschop Rijnguldens ook te Deventer geslagen._
daaromtrent geen f e e k i, maar in den Muntbrief voor Deventer^wordt gesproken v -
• enen güldenen penning, also goet als een gulden, den die Eertschbissc p
«synre munten tot Bune (Bonn) doet slaen ende munten.»
ging, en geheel Overijssel moest bukken onder den schepter eerst van Karel V
en daarna onder dien van zijnen zoon Eilips II.
Na langdurige onlusten, zoo aan de eene als aan de andere zijdfe des IJssels,
en na veelvuldige raadplegingen, besloten de Edelen van Overijssel en de afge-
vaardigden der drie hoofdsteden, benevens die van Oldenzaal, te Deventer ver-"
gaderd op St. Viotörsdag des jaars 1424 , om Rudolf van Diepholt in de hoeda-
nigheid van Postulaat (d. i. gewenschten of verlangden Bisschop) te erkennen
en te handhaven. Dezè Rudolf was namëlijk door de Geestelijkheid met; meer-
derheid van stemmen tot opvolger des overieden Bisschops verkbzen, doch Paus
Martinus V weigerde hem te bevestigen, en droeg het Bisdom op aàn Rabanus ,
Bisschop van Spiers ¡¡¡gjj
De Hertog vän Kleef, alslnede de Graaf van Bentheim, belbbfdèn' den Over-
ijsselaarS hunne hulp, die echter, als gehoorfcame kinderén der kerk, te kennen-
gaven, dat de Postulaat de Overijsselsche1 sloten weder zoude ontruimen, indien
de Kerkvergaderihg, wäaröp hij zieh beroepen had1, hem den mijter ontzeidë.
Rudolf zelf deed plegtige belofte'n ahn d!e drie stede® van ’s lands regten en voör-
regten ongëséhonden' te zullen beWàren. Inmiddels wist Zwéder va® KuilehbUïg
den Bisschop van Spiers te bewegen om hem zijn rëgt af te' staa®, en in 1425
den Paus oin hem daari® te beVëstigën. Dbch schoon men zieh te Utreeht aan
deze sehikking onderwierp (2)" (wahr da® ook de eenige munt,' die wij va® Zwe-
der kennen, geslage® schijÄt te zijn), had zulks in Overijssel1 geene andere uit-
werking, dan dat de Ridderschap en-de drie steden zieh nog naauwer' ter hand-
having van Rudolf vèreenigdën, en zieh met hei® op de uitspräai eener Kerk-
vergadering bèriepen. Met geen meerder vrucht verbood' Zweder alle kerkelijke
diensten in de plaatsen, die hem niet wilden erkennen; want de Geestelijken
werden gedwongen om, öf de diensten te blijven waarnemen, of uit Overijssel
te vertrekken, welk laatste de meesten zieh schijnen getroost te hebben. Den
(1) Zie, onder anderen, de Schrijvers aangehaald in aremd , Geschiedenes des Voder-
Imds, I In Deels Ile Stuk, bl. 589—541.
(2) Met geweld werden de Utrechtenaars door den Bisschop overtompeid1. Zie onder
anderen otjhoms- Gedenkwaardigheden, IY, bl. xvil en völgg.
11 *