plaats, gevolgd door pestaardige ziekten, die, met meerdere of mindere woede,
tot in 1453 aanhielden en Overijssel ontvolkten. Bij al deze onheilen voegden
zieh in het najaar van 1454 zülke zware regenvlagen, dat zij de hoop des landmans
ten eenenmale verijdelden, en dat men te Deventer door plegtige omgan-
gen droogte van den Hemel' podgde1 te verwerven.
De drie groote steden besloten in 1436, met overleg van den Kerkvoogd,
geen deel te nemen in den oorlog, die tiissehen den Hertog van Kleef en den
Bisschop Van Munster begon te ontbranden, en gaven aan beide sehriftelijk ken-
nis van haar besluit. Doch slaagden zij in zieh onzijdig te houden ten aanzien
van dezen krijg, zoo hadden zij vele moeite om zieh van de nadeelen, die van
eene andere zijde haren koophandel bedreigden, te bevrijden. De oneenigheden,
welke reeds lang in de Oostzee tussohen de Wandaalsche steden en de Hollanders
en Zeeuwen uit handelsnijd gesmeuld hadden (waarover men uitvoerig het
werk van berG, de Nederlanden en het Eanmerhond, kan' nalezen), barstten
omtrent dezen tijd tot openbare vijandelijkheden uit. De vruchtelooze onder-
handelingen, in 1437 tot derzelver afdoening beproefd, zijn binnen Deventer
gehouden, immers gelijk brumanus verhaalt (1), die mede.meldt, dat ter zelf-
der stede naderhand wederom eene bijeenkomst heeffc plaats gehad om den toen
getroffen wapenstilstand in eenen vasten vrede' te veränderen. Het schijnt, dat
de Overijsselsche steden zieh als middelaars in deze zaak gediragen hebben, en
tevens dat die van Holland en Zeeland dezelve verdacht hielden van meer naar
de zijde hunner vijanden dan naar de hunne over te hellen. _ MisscMen bragt
de naijver wegens den voorspoedigen handel der Overijsselschten ook het zijne
toe. Zeker echter is h e t, dat zoowel d'e Zeeuwen als de Hollanders ,< Voor zij
de Oosterlingen aanvielen, reeds1 verscheidene OverijsSelsche schepen veroverd
hadden, Dit blijkt uit een verdrag, ten jaxe 1438 tusschen ettelijke Holland-
sche steden en die van Overijssel gesloten, den 4 Junij diens jaars door Hertog
Filips bevestigd, waarbij de laatstgenoemden, behalve herstelling van de gele-
dene schade, bedongen westwaarts naar ale plaatsen in Engeland en Sohotland
te mögen varen, terwijl zij daarentegen aan de Hollanders den vrijen handel op
(1) Bij dumba r , Analecta, I I, p. 182.
den IJssel toestonden, onder voorwaarde echter dat zij, zonder bekomen verlof,
geen koren, op Stichtschen grond gewassen, zouden koopen of uitvoeren. Toen
de' Holländers later op dit verdrag inbreuk maakten, gaf zulks aanleiding tot
een ander, waarbij de onbelemmerde soheepvaart niet alleen ten westen, maar
ook westwaarts naar ,de Noordsche Rijken, aan de Overijsselsche kooplieden
werd toegestaan. Dan ook aan deze overeenkomst werd niet eerlijk de hand
gehouden. Zulks verwekte eindelijk in Overijssel eenen zoodanigen haat tegen
de Holländers, dat de drie steden niet .alleen besloten insgelijks derzelver koophandel
te belemmeren, maar zelfs wetten vaststelden, volgens welke geen Holländer
tot burger mögt worden aangenomen. De Kampers, aan welke verscheidene
rijk geladene sehepen ontnomen waren, lieten daarenboven, tot verhaling
hunner schade, ,twee kruisers uitloopen; zulks mishaagde echter aan de steden
Deventer en Zwolle, alsmede aan de Ridderschap, zoodat ze verder geen gevolg
aan deze zaak gaven. In 1446 werd een Deventersch schip door die van Wieringen
genomen; men vindt echter niet aangeteekend, welke gevolgen zulks
had, maar wel, dat de wetten betreffende het burgerregt in volgende tijden, in
de onderseheidene steden verzacht of vemietigd zijn geworden (1).
Men meent, dat de Dravanten, een zwervend volk, dat in deze dagen vermeld
wordt, in verband stonden met de zoogenaamde Heidens (2). De groote
steden hadden langzamerhand het voorregt verkregen, dat de Kasteleins of Ambt-
lieden der voomaamste sloten zoowel aan haar als aan de Bisschoppen den eed
van getrouwheid moesten afleggen. In 1450 gaf Rudolf haar niet alleen het
zelfde regt ten aanzien van het Huis te Vollenhove, maar hij bevestigde haar
ook in hare regten ten aanzien der overige sloten, en beloofde tevens, haar in
hare goede Gewoonten en Landregten niet te zullen verkortett. De siechte oefe-
(1) Zie v a n h a t t u m en revius, aangehaald in den Tegenw. Staat, bl. 132.
(2) Waarschijnlijk is J.havanttm verbasterd uit. Tmtanii of Truande, zwervende vreem-
e 'ngen, die onder een* gewaanden naam of voorwendsel liefdegaven afvorderden; terwijl
eene wet uit de veertiende eenw (zie du oange op Tmtanii, T. T I , p. 690) bevel geeft,
om m het uitdeelen van aalmoezen niet alleen op de hoeveelheid, maar ook op de hoedanigheid
ehoevenden te letten, opdat de gezonde bedelaars en bedriegers (Tmtanii en Barn
) niet tot het ontvangen zouden worden toegelaten.