De N‘ 8 heeft op de vz. het groote wapenschild van Zwolle, op de plaats
waar zieh op de N° 7 het wapen van Deventer bevindt; in de rangschikking
der drie kleinere wapenschildjes binnen het compartiment bespeurt men thans,
ten aanzien van die van Zwolle en Kempen, eene, kleine verandering. Het
# omschrift luidt:
MO' NOV' AVEEA * J WOLLEN.
Ten aanzien van de kz. is geen verschil op te merken.
Volgens eenen Beeldenaar in 4° woog (leze munt, even als.de volgende (zij
zijn ons beide tot dus verre nog in geene der zestig door ons geraadpleegde
Verzamelingen voorgekomen), twee engels en drie azen, en golden zij in den
aanvang der zeventiende eeuw ieder 2 gülden, 2 stuivers.
N° 9 heeft op de vz. de afbeelding van den Aartsengel Michael, met het
• zwaard in de regterhand, terwijl hij het wapenschild van Zwolle met de linker
vasthoudt; nevens hem vertoonen zieh de even kleine wapenschildjes van Deventer
en Kämpen. Omschrift: '
MO':NOVA AVR' ZWOL.
Wij hebben deze afbeelding moeten overnemen uit een Beeldenaar der zes-
tiende of zeventiende eeuw (waar de letter Z in thet woord ZWOL echter
verkeerd in de houtsnede voorkomt); verder wordt de munt nog, onder anderen,
afgebeeld in het Thresoor van 1580, doch is daar iets . grooter. Men kent
echter de onnaauwkeurigheid der Beeldenaars.
Door de goedheid van Mr. w. h. cost jordens is uit de in het Archief der
stad Deventer voorhandene boekjes der Muntmeesters, of liever, ten aanzien
dezer munting, uit eene afzonderlijke nota, opgemaakt, dat volgens de Ordon-
nantie gemunt is van 1.5.34 tot in het jaar 1535 een bedrag van 323 marken,
1 once, of ongeveer 25,042 stuks; terwijl op 18 Julij 1537 nog is opgenomen
of geverifieerd, gelijk wij thans zeggen zouden, 148 marken, 2 oncen, of ongeveer
11,470 stuks, dus te zamen slechts 36,512 stuks; inderdaad eene geringe
hoeveelheid, maar waarschijnlijk toch voldoende voor de circulatie van eene zoo
kleine bevolking als die van Overijssel in de eerste helft der zestiende eeuw
zal geweest zijn.
Wij gaan over tot de zilveren münten, ingevolge de boven medegedeelde
Ordonnantie van 7 September 1534 geslagen.
De onder N" 10, 13, 14, 15, 16 en 17 afgebeelde stukken zijn de dusge-
naamde dublele gosselers of dubbele stuivers.
Wij vonden de N" 10 ook afgebeeld in het boven aangehaalde Deventersche
Handschrift van den Secretaris Verheyden. Aldaar leest men onder het stuk:
„ Dese hieronder gefigureerde penniqck is gemaeckt bij den drien steden
// Deventer, Campen ende Zwolle, holdende vier penningen fijn siluers. Deser
//penningen lxxxij wegen een troysche marek, sijnne gangber xxvi stuck ende
//een quartier van dien voir xxviij st.' gr.//
Inderdaad eene zonderlinge manier van waardebepaling. Omtrent het overige
wetenswaardige ten, opzigte der dubbele gosselers verwijzen wij naar de boven
vermelde Ordonnantie.
De munt, door ons onder N" 10 afgebeeld, is te Deventer geslagen, en heeft
op d,e vz. de letter
D
boven het wapenschild dier stad , dat links aan zieh heeft vastgehecht dat van
Kämpen en regts dat van Zwolle. Een parelrand, van binnen met versierde
boogjes, verbindt de drie wapenschilden. Omschrift :
7SWPI2' [ M • GG | GGG * 34
Op de andere zij de rust het stedelijke Deventersche wapenschild op een door
krallen en strikken zoo zeer onkenbaar geworden kruis, dat de in Numismatiek
oningewijde het niet als zoodanig zoude herkennen. Omschrift:
ißODS | IHK * DO.| V2£ * D2E | VSRT
Volgens de Ordonnantie bevat de muntsoort slechts 4 penningen of ongeveer
-iiis zilver. N° 10 weegt 2,9 w. en kwam ons in vele Verzamelingen,
onder anderen in die der Leidsche Hoogeschpol, van de Heeren munnicks van
oleeef, keer, serruee , Stricker en in onze eigene voor.
Op Plaat XXI (Supplement) deelen wij eene dito munt mede ; die zeer in
de Ornamenten van de vz. verschilt.
N" 13 , die 2,57 w. weegt en ons alleen in de Verzameling van den Heer
keer voorkwam, heeft dat merkwaardigs, dat de munt, die overigens geheel
37