Op de keerzijde is het aldus gesteld:
2SBBO | DBI * SB | aaaeCGC | ##111.
De munt heette, volgens de bovengenoemde Muntordonnantie, een duUelde
stuuer; het gehalte was 4 penn, of ongeveer -iSsh> fj||i stuks kwamen er uit een
mark; 24§ stuks hadden de waarde van eenen goudgulden; de remedie was in
het gehalte (naar binnen) 2 grein; en in het gewigt (uaar buiten) een Stuk; de
sleeschat, of het regt der stad, was 1 | stuk, of vän elke 8 2 | dubbelde stuivers,
naar dezen voet en op dezen Stempel geslagen, moesten er l f aan de Regering
uitgereikt worden; eene handelwijze, die men in onze dagen niet meer kent,
maar in de zestiende en eenige vroegere eeuwen algemeen gebruikelijk was.
Z. B. weegt 2,7 w. en is tot dus verre van Z4 ; wij vonden de munt in het
Koninklijk Kabinet te ’s Gravenhage, alsmede in de Verzameliugen van wijlen
den Heer j . becker bz. te Amsterdam en J. a . Stricker te ’s Gravenhage.
N° 37. heette eenvoldige stuver, had slechts een gehalte van 2 penn. 18 grein
(zie boven bl. 303) of nog geene #555; waarscliijulijk kwamen er (er is geene
juiste opgave in de Ordonuantie; hotiderd zal uitgevallen zijn) 114J uit een
Trooisoh mark. De type is volkomen de zelfde; het omschrift luidt op de voorzijde.:
tBOBST * BOV7S I D * D7iVSBTRI7V
Op de keerzijde wederom:
s u '* d | B'* j b * a | ecececa | # # n i . .
Z. B, weegt .1,65 w. en is'van Zs. Wij vonden de munt alleen in het
Penningkabinet der Leidsche Hoogesehool en in onze eigene Verzameling.
N" 38 is wederom de helft der vorige munt en heeft 00k de zelfde type.
Het gehalte van dezen halten stuver was 1 penn. 22 grein of ongeveer-- ^ 55;
164 stuks werden er, volgens da Ordonnantie, uit een mark Trooisoh vervaar-
digd. Ook hier was de remedie twee grein naar binnen en twee stuks naar
buiten. De sleeschat bedroeg mede twee stuks.
Het omschrift op de vz. is volkomen het zelfde. Dat op de kz. wordt
aldus gevonden:
s b b o | d b i * sb | e te ta a ä | # # m .
Z. B. weegt 1,25 w. Z4. Ons voorgekomen in het Koninklijk Kabinet te
’s Gravenhage, alsmede in de ‘Verzameling van den Heer keer en in de onze.
De oert stuver van de Ordonnantie (zie boven bl. 303) schijnt of niet geslagen
of verloren te zijn gegaan.
N" 39 en 40 zijn beide muntjes van de zelfde waarde, van het zelfde jaar,
en echter verschillen zij in eene kleinigheid op de.kz. Ze schijnen de plakken
te’ zijn van de Ordonnantie, en eenen zilverinhoud van slechts 23 greinen (ongeveer
T§§5) te hebben gehad; 362 dezer muntjes kwamen er uit een mark
Trooisoh,- misschien echter, en dit houden wij bij nader inzien voor juister, zijn
de"plakhen tot dus verre door ons, even min als de oert stuvers, teruggevonden,
en zijn de tegenwoordige inunten Ae kalive (sic) placken der Ordonnantie, waar-
van de zilvergehalte 16 grein of slechts ruim T||5 was, en er niet minder dan
540 uit een mark 'Trooisoh geslagen werden.
De vz. heeft dp type van alle vorige, namelijk den arend met het wapenschildje
van het Oversticht. Het omschrift luidt:
SBOB' * BOV [ D * DEVSBT.
Op de kz. ziet men een eenvoudig gevoet kruis, welks beenen tot aan den
rand der munt reiken. Omschrift van N' 39:
2SB d | tBececec | ecec * # ] # in
van N° 40: 2? D fB [ eCCCCC [ CCd * # [ #111
Z. B, Beide wegen 3 k. en zijn ieder van Z5. N° 39 is het eigendom van
het Penningkabinet der Leidsche Hoogesehool; N° 40 van den_ Heer k e e r te
Amsterdam. *
Onder N° 6 bragten wij in het Supplement op de Deventersche munten eene
koperen munt uit den tijd van den tweeden Heer van Overijssel (Koning Philips
II). Dit muntje heeft op de vz. de letter:
P
en in den rand:
MONETA NOVA
Op de kz. het Deventersche wapenschild en rondom hetzelve:
DAVENTRIE
K. weegt 1,5 w. Eigendom van Sohrijver dezes.