In den aanvang des jaars 270 sloten eenige volken, waaronder ook de be-
woners van Overijssel, de Chamaven, Angrivariers en de nog overgeblevene
Bructeren, naar sommigen willen, een verbond., waarvan de hoofdwet was: de
verdediging der algemeene vxijheid tegen de Romeinen. — Zij verwisselden
hunne bijzondere namen met den algemeenen naam van Franken, d. 1. vrije
Heden (1).
Vele andere volken sloten zieh later aan dit verbond aan, doch de hoofdzetel
van het verbond bleef in Overijssel of deszelfs naasten omtrek. Men zegt zelfs,
dat de naam der Salische wetten van het dorp Zalk zoude ontleend zijn. Zulks
is echter zeer onwaarschijnlijk. Met meer zekerheid neemt men aan, dat de
naam van d.6 Salische Franken afkomstig is.
Eenige jaren na de oprigting van het Fränkisch verbond werd Overijssel
andermaal bijna geheel ontvolkt. De oorzaken dezer ontvolking zijn te zoeken
deels' in de menigvnldige oorlogen, welke de Overijsselschen, in yereemgmg
met hunne bondgenooten, tegen de op hen verstoorde Romeinen te voeren
hadden, en waardoor duizenden van menschen omkwamen, deels in de groote
volksverhuizing der Franken naar het door hen veroverde Gallie of Franknjk,
in hetwelk zij hunnen rijkszetel overbragten, hetgeen ten gevolge had, dat
omtrent het midden der vijfde eeuw de meeste en voornaamste deelen van
Overijssel vaü inwoners ontbloot werden.
(1) Zie van h a ttum , Geschiedenissen van Zwolle, D. I , bl. 64, benevens de daar
haalde Schrijvers. De Heer J . w e e i . i n g meent (in den Overijsselschen Ahnanak voor 1848,
bl. 264 en 2 65),’ dat het verbond der Franken reeds uit-de eerste e e u w onzer jaarteUmg
dagteekent. Het was op onzen grond, zegt hij, dat het grootsche denk ^ o rijp
kwam, om zieh tegen de reuzenmagt der Romeinen te verzetten, en ten len ein e een
algemeen verbond te sluiten. Al deze volken hadden hunne woonplaatsen längs den Heder-
Riin, van daar, waar zieh deze hoofdstroom van Europa in de zee ontlast, tot daar, waar
de Mein zieh in denzelven uitstort. . Gelderlmd, Overijssel, het grootste ge ee
Westphalm en Hessen kweekten al deze volken op hunnen bodem. En geen won pr, a
op dien bodem, die zoo menigmaal aan de verwoestingen des vijands ten oe s on , zu
een denkbeeid kon ontstaan. Hier toch werden de Romeinsehe legioenen door Armimus
(Herman) verslagen; hier woonde de vermaarde Tanfana, die, door heilige go spra en,
rondom haar wonende volken tegen Rome in beweging bragt, enz. enz.
In later tijd werden echter de ledigliggende landen door Friezen en Saksers
op nieuw bevolkt, terwijl de nog hier en daar overgeblevene Chamaven en
Angrivariers zieh langzamerhand met deze nieuwe landslieden vereenigden (1).
Intusschen hebben deze onderscheidene volksverwisselingen te weeg gebragt,
da t, in de zevende eeuw en ook nog in eenige volgende, de inwoners van
Overijssel door de Geschiedschrijvers met verschillende namen bestempeld zijn.
Dan eens dragen zij den naam van Franken, dan wederom dien van Boruetua-
riers (?), doch doorgaans worden zij Friezen, eerst later Saksers geheeten.
De reden der benaming Friezen zoekt u b b o e m m iu s in de uitgestrektheid
van de heerschappij der oude Friezen over een groot gedeelte van Overijssel.
«Er ia een tijd geweest,« schrijft hij, //dat de steden Genemuiden, Kämpen
en Zwolle, gelegen voorbij de Vecht, onder Friesland betrokken werden (2).//
Ook het Graafschap Kuinre werd oudtijds tot de Afdeeling Stellingwerf van
Friesland gerekend, of liever, volgens s c h o t a n u s , tot het vierde Zeeland van
Friesland (3).
De tijdkring tusschen den dood van den Fränkischen Koning Clovis, den
grondlegger van het Fränkische Rijk, in 5 1 1 , en dien van Clotarius in 5 6 1 ,
kenmerkte zieh, wat de Nederlanden betreft, vooral door bloedige worstelingen
der Franken met de Saksers, onder welke vermoedelijk soms ook wel de met
de Saksers zoo naauw vermaagschapte en in onze Vaderlandsche Geschiedenis
niet zelden met hen verwarde Friezen behoord zullen hebben. Een groot deel
(1) Men vergelijke hiermede het over den alleroudsten toestsnd van Oldenzaal’s omstre-
ken en lotgevallen medegedeelde door den Heer j. weeling in den Overijsselschen Almanah
van 1846, bl. 233 enz.
(2) Wij vonden hiervan geene sporen bij Mr. j. v a n d o o e n i n c k , d e 'e m t i q u i s F r i s i a e
t e r m i n i s , Gron. 1835. Wel zegt hij, op pag. 183, dat de Eriezen ten jare 1310 een
kasteel verwoestten, dat de TJtrechtsche Bisschop in Stellingwerf gesticht had. Waar-
sohijnlijk is de sage, dat Eriesland zieh zoo ver heeft uitgestrekt, niet onder dan het begin
der vijftiende eeuw. E m m io s is niet zeer naauwkeurig ten opzigte van het tijdvak tusschen
de invasie der landverhuizingen en het herleven der letteren. — Wat ten noorden van
Blokzijl woont, kan veel Eriesch inmengsel hebben, zoo als de stad Groningen ook den
Heer v a n b o o e n i n c k voorkomt gemengd Eriesch en Saksisch te zijn (M e d e g e c l e e l d ) .
(8) Zie de vrije Fries, D. IV , bl. 257; Overijsselsche Almanai, 1858, bl. 8.