zuidelijkst deel van Salland in zieh besluitende. Tevens kreeg hij bij t o
zelfden giftbrief de opkomsten, welke de Keizer tot dus ver te Deventer mt de
Munt (1) en den Toi, alsmede uit het houden der gerigtsdagen en uit het rnt-
oefenen van den Koninklijken regtsdwang getrokken bad.
Wii gelooven, dat de Heer v a n d o o e n i n c k te regt meent, dat bet trachte
naar al deze bezittingen den Bisschoppen was ingegeven door de bovengemelde
noodlottige botsing met den Hollandscben Graaf. ,
Om zieh echter in dit nieuwe, thans nog Mer en daar verspreid liggende,
wereldlijke gebied sterk te maken, moesten de Bisschoppen^zoowel de magt der
Hollandsche Graven gaan ondermijnen, als de aan gene zij e es
Zuiderzee uiteen liggende landstreken zamentrekken. b®
Bisschop Willem, opvolger van Bemoldus ten jare 1058, trac e ^
ris I te verzwakken door Hanno, Aartsbisschop van Keulen, Theodum, g
van Beijeren en Bisschop van Luik, en eenige andere Yorsten tegen hem op te
hitsen Na den dood van Dirk IV was de magt der Hollandsche Graven zoo
zeer verzwakt, dat de Bisschoppen Willem en Koenraad zieh weder meer in het
openbaar vijandig tegen de H o l d e r s durfden gedragen. # g *
Koenraad in 1076 kwalijk bekwam, wanneer hij naauwehjks het stot te IJssel
monde, dat den Hoffandschen Graaf Dirk V in den weg stond volrokken had
daar Dirk hem noodzaakte dit zelfde slot weder te verlaten en der slechtmg pnjs
te geven; toen vatte Koenraad het werk zijner voorgangers m e t hermeuwden
t o weder op, en deed aanzoek bij Keizer Hendrik IV , om he Graafschap St -
veren in Friesland, ten jare 1077, in vrijen eigendom te verknjgen, geij t
Keizer het hem dan ook werkelijk vereerde. Aan dit Graafschap sloten ztch ten
^ d e n en noordoosten de G r a u p e n * * * . en M f j d | g
werden aan den zelfden Koenraad, negen jaren daama, d. i. in 1 086, door
Hendrik IV geschonken (2).
Ten” önr^te vermddt, onzes inziens, de Heer v a n d o o e n in c k hier wisselhuizen;
nitsave wii tot het laatste deel van onze taak besparen.
(2) Zie de Schrijvers aangehaald b ij v a n d o o e n in c k , de Frmae ermwn , p g.
y
Wanneer men nu in het oog houdt, dat Koenraad in dat zelfde jaar insge-
lijks de landstreek Islegouwe van den zelfden Duitschen Keizer wist te verkrij-
gen (1); dat deze landstreek, als bevattende naar het noorden niet alleen U rk ,
maar ook Emmeloord, zieh waarschijnlijk aan het Graafschap Staveren en het
land van Vollenhove aansloot; dan moet men aan Koenraad de eer toekennen ,
eenigen zamenhang in het wereldlijke der kerk van Utrecht, aan gene zijde des
IJssels en der Zuiderzee, gebragt te hebben. Het land van Vollenhove, hoe-
wel dan vroeger aan, de kerk geschonken, hing waarschijnlijk met het Graafschap
en het banwoud in Drenthe zamen, en deze beide sloten zieh misschien aan het
stuk land, in de namalige stad Groningen gelegen, en den Bisschop in 1040
geschonken (2).
Aan den anderen kant strekte zieh het landschap Islegouwe of Salland längs
den regteroever des IJssels (volgens sommigen längs de beide IJsselboorden) uit,
en grensde waarschijnlijk aan het Graafschap Hameland; volgens anderen was het
door het land of de mark van Deventer daarvan afgescheiden (3). Men zie
(1) Tot in zijnen tijd schijnt het voornaamste gedeelte van Salland, te weten dat, het-
welk niet onder den naam van eene landstreek in Hameland aan Bemoldus geschonken
was, onder de nakomelingen van den Saksischen Hertog Wittekind te zijn gebleven: doch,
toen Egbert, Markgraaf van Meissen, tegen Hendrik geoorloogd hebbende, en herhaaldelijk
overwonnen zijnde, door de Bijks-Staten als een openbare rustverstoorder veroordeeld, en
zijne goederen, waaronder zieh het Graafschap Islegou of Salland bevond, ten behoeve des
Keizers verbeurd verklaard waren, stond deze, uit erkentenis van Koenraads diensten, dit
Graafschap kort daarna aan den Utreohtschen stoel af. Of Egbert op de betooning van
berouw, benevens zijne andere bezittingen, waarin hij door Hendrik eerlang hersteld werd,
Salland mede terug bekomen bebbe, is, schoonwel te vermoeden, nietvolkomen zeker; maar
het is bekend, dat hij, na op nieuw de wapenen tegen den Keizer opgevat te hebben, in
1089 Van het leven beroofd is, en dat sedert het gemeld gebied onder de Utrechtsche Bis-
schoppen is gebleven. Zie Tegenio. Staat van Overijssel, D. I , bl. 60 en 61. Over de
munten van dezen Egbert handelde Mr. j. d ir k s met veel scherpzinnigheid in de Vrije
Fries.
(2) Waardoor het waarschijnlijk gebenrd is, dat de Utrechtsche Bisschop zijn wereldlijk
gebied niet ten oosten van Deventer heeft durven uitbreiden, zie men bij v a n d o o e n in c k
t. a. p., bl. 98 noot.
(8) Van d o o e n i n c k t. a. p ., bl. ISO.