verschillen bijgelegd, diteh Frederiks heefsehzueht (1) deed den oorlog in 1413
nog heviger dan te voren ontbranden, en alleeii eene geVoehge iMmlaag ge-
paard met de Vrees bin de gansche magt dcr'Friezen op den hals te knjgen
was in Staat hem andermaal tot hetkiezCn Van ScheidsEeden te doen overgaan.
T o e n k w am m e n overfeOn t o t eOnen W e d e fz ijd S c h eh k o o p e n v e rk o d p d e r la n d e -
riien Waaiuit de onmin was gesproten, en de Bisschop beloöfde plegtig J * *
drie steden het geld, nit dien hoofde te ontvangeh , tot timtnerrng aan de Kumder
te zullen besteden. . .___
Het siechte dijkwezen was waarschijnEjk ten jare 1398 w^der oorZhak eener
groote overstroöming, en deZe, gepaard met de geringe Vordermgen der G e n ^ -
kunde in die dagen, weder van eene vernietende pest. Zulke OVerstroomi g
en pestaardige z ietan hadden vari tijd t o t tijd p te a ts ^ n r « < # * « * £
vele menschen en Veel vee weg; iets, waardoor d e b e v o l k m g z.eh met mt
bri h e t Tolgende jaar sloot de Kerkvoogd een verdedigefid verbO«d^mek de
steden Utrecht en Imersfodrt, beneventae drie Overijsseisbhe hoofdsteden; eeh
S p S twintirjaren zOude durCh. Omtrent d e z e h . Zeifdeh^d-tengen
deze vijf steden hare zegels aan eene' mmseKjta dvereetkomst ttissehew hem en
de stad Groningen (2), doch defe Werd bijkdns ^ ^ ' veibroke^ ^ f ,
maat t was Br ontstonden nieuwe onlusteiv ovef zaken van regtsge^ e
S g £ fie Overijsselsbhen hebben i* dezeh krijg, gdlijk het -deA B e h j e r van
den Tegemooardigen Stoat bleek (3) , den Bisschop bijgestaan ; en f t de onde
handelineeh, dasiiover gevoerd, gedeeld (4); '
Op het ciride dozer eeuw vernicnwde Frederik van Bimkentaiffi het ^ k r e
van Salland, U fa * er van den Uijkbrief van zijnen voorzaat Guy verscheidene
S S Ä r S l ^ t g e h s a i a Mi U M ; *
sehiedenis des Vaderlands, I I e Deel, XIe St. bl. 416.
(3) Zie bl. 120. .. t. «.-p.,
(4 ) Z2ie w e s te n d o e p , '^ààrboék van ÔrâmMgeA t aa g
nitvoeriger nog op bl, 418.
onderling verschillende afsohriften in omloop waren , en voegde, met de afgezon-
denen uit de Ridderschap en de drie steden, verscheidene nieuwe punten daarbij.
De hatelijkheid der heimeUjke gerigten had te weeg gebragt, dat men reeds
in 1394 te Deventer de Veemschepenen van den stoel des Raads had uitge-
sloten, en de klagten over de onregtvaardigheden, waartoe dezelve in Salland
en Vollenhove aanleiding gaven, Eepen eindehjk zoo hoog, dat de Bisschop ten
jare 1406 de palen dezer regtbanken, zoo veel het hem mogehjk was, be-
perkte, en te geüjk beloofde het geheele land bij de oude regten en gewoon-
ten ;te zullen : laten. Bij , een later te vermelden yerbond, in 1422 tusschen
Hertog Jan van Beijeren als Graaf van Holland en den Utreehtschen Kerkvoogd
gesloten, vinden wij bedongen, dat de heimehjke gerigten in het geheel
geene plaats meer zouden hebben. Ook schijnen zij allengskens te hebben
opgehouden. Het klooster te Sipkelo werd in 1406 gegrondvest; in 1409
bragten de drie steden met de stad Utrecht een geschil tusschen den Bisschop
en de stad Amersfoort ten einde, en in 1411 bekrachtigde de Kerkvoogd,
toen te Deventer aanwezig, aldaar de landregten, vrijheden en gewoonten van
Twenthe op nieuw bij eenen brief. Een andere brief, dien hij kort te voren
aan de stad Zwolle had afgegeven, bij gelegenheid dat deze hem ter verkrij-
ging eener woning binnen die plaats behulpzaam was geweest, toont duidelijk
zijne .groote geldeloosheid in die dagen aan.
Te Zutphen . had men thans eenen nieuwen toi op den IJssel ingevoerd,
welken de drie .steden van Overijssel weigerden te betalen. Hierover beklaagde
zieh de Hertog van Gelre, Reinoud IV , en bragt bij die gelegenheid nog
meer andere bezwaren tegen de stad Deventer in , doeh door bemiddeling van
den Aartsbisschop van Keulen sehijnt hij zieh met dezelve reeds in 1417 over
ailes verstaan te hebben. Pontanus echter (1) spreekt van langer duur. —
In dat zelfde jaar kocht de Bisschop het regt van het Kater- of Koter-veer,
dat echter niet lang ten zijnen voordeele werkte, want het kwam stuksgewijze
(1) Lib. IX, p. 423. Bij s u io r a hebben wij in het III« Deel der GedenhmaardJig-
waardighedeti niets over dezen twist gevonden. Men weet, dat de Historie van Gelderland
van van SPAHN, helaast niet verder dan het I® Deel (tot 1843) versehenen is. -