ä i t t p ; fcnmers zoo ' tneent de Sehrijver van den Tegenwoordigen Staat,
de obrzaak, waarom die beide steden, in 1385 , zieh niet met den i Bisschop en
de stad Deventer vereenigden in- de aanneming van den Westfaalschen ..Landvrede
die zoo zigtbaar ter bevordering van de algemeeno veihgheid, inzonderheid die
van'den reiziger en koopmän, strekken moest. Dit hulpmiddel,. met meer andere
uitgedacht om de openbare geweldenarijen te beteugelen en sterker klem
aan den regtadwang bij te zetten, had Keizer Karel IV , op het voorbeeld van
anderen, reeds in 1371 ingevoerd, en thans nam Biaaehop Flons hat, te gehjk
met verscheidene nabnrige Orooten en Steden, niet alleen:aan voor zieh zelve,
maar hij wilde ook, 'dat niemand Kaatelein van een zijner sloten of Ambtman van
Twenthe1 zijn zoude, ten zij Mj dien Landvrede mede hezwpren had, en dat die
Ambtman, of de Kaateleinen,; hun aanbevolen land of slot aan zijne opvolgers
niet zouden overleveren, dan nadat zij het zelfde gedaan en daarvan hunne brie-
ven volgens zijn voorbeeld, aan de atad Deventer gegeven hadden. Het stadje
Ommen, ten jare 1330 platgebrand, dochsedert weder opgebouwd deelde
thana, terwijl de Biaaehop bezig waa met het festigen van een sterk kasteel. te
Hardenberg, mede in zijne gunst; hij deed hetzelve-met wallen voorzien. Zip
volgend werk bestond in het verdeelen van eenige gemeene landen m VoHenhove,
bij welke gelegenheid hij wetten gaf omtrent het afgraven van naast elkander
gelegene landerijen, enz. Het-slot te Vollenhove werd ook aanmerkeh]k door
hem verbetefd. De vernietiging van den zoo algemeen gevolgden WeStfaalschen
Landvrede van Keizer Wenceslaus, gaf waarschijnlijk aanleidmg tot hetverdrag,
dat Floris in l3 8 9 aanging-metden Graaf van Bentheim, volgens w e l k z y e t
ander nit hunne landen geene schade zouden toebrengen. Hi} verleende iml390
een dijkregt aan het Mastenbroek, zoodat men kan aannemen, dat toen althana
de bedijking dief atreek geheel voltooid waa. In het volgende }aar bate hi} ^
behnlp van eenige Twenthsche Bdelen, de Lutte, eene atreek lands m het gengt
van Oldenzaal, van den Heer van Steinfurt, en betaalde (1) ndrie hundert zwaer
„ guldens (?), daer onse lant van Twenthe mede quam uit. dier veede van .den
„here van Ottensteyne,, waarvoor hij hun op nieuw tolvnjheid te Hardenberg
( 1 ) Zie D d m b a k s Deventer, b l. 6 3 2 , aangehaald in d en Tegmw. Staat, bl. 1 1 3 .
en Xijerbrugge verleende, welke zij tèa tijde van Jan van Arkel hadden
genoteu. ' - . ... . . . . .
Een obflog met Heer Emst van Ulft, mede in 1391 ontstaan, had ten gevol-
ge, dat verseheidene andere Heeren Overijssel insgelijks , zoo als men .toen sprak,
ontzeiden. Onder deze-was' de Qraaf van der Mark), die, bij Diepenheim in
het gewest gevallen, naar Deventer afzakte, doch op weg. zoo wel door de
landzaten ontvangen werd, dat hij ijlings de vlugt moest nemen. Diederik van.
Bronkhorst , kort hierna den öorlog aan het Sticht verklaard hebbende, on bij
Mörkelo zijnde iDgedrongen, was niet gelukkiger m< zijne, ondememing. Een ge-
deelte zijner benden , mede naar Deventer in aantogt, viel bij, Bathmen in eene
hinderlaag, • en werd of afgemaakt of. op de vlugt gedreven. De overigen , bij
Goor gelegerd, vonden het raadzaam , op de nadering der zegepralende Over-
ijsselaärs, huiswaarts te keeren. Hij zelf verzoeht eerlang de vernieuwing des
vredes, dien hij häd verbroken. De krijg met den Heer van Ulft werd in
1393 doof een verdràg op het kasteel van den Hardenberg geeindigd, waar
oök Floris van Wevelikhöven eerlang dit aardsche leven met een beter ver-
wisselde ( 1 ). -
“-’sMans munten, gèdeeltelijk in Overijssel geslagen, zijn de volgendo: een gouden
seliild of klinkert (clinokaert), waarvan het echter onzekor is of hot te Utrecht of
wel té Deventer vérvaardigd is , een Bijnsohe goudgulden, waarömtrent de zelfde
onzekerhéid heérscht, een Deventefsehe goudgulden ; vorder in zilver : dubbelde
en efikelde gróóten. Het schijnt, dat Eloris de eerste Bisschop is geweest , die
van het door Keizer Kaiel IV gegeven verlof tot- het slaan van gouden mimt
gehrüik heeft gemaäkt, hoewel het zijnen voorgangers aan den lust daartoe toch
wel niet zal hebben ontbrokon (2). •
( 1 ) H i :da ( in p l o e e n t io , p . 2 6 0 ) zw a a it h em g r o o t e n l o f t o e : « A d m in is t r a v i t e n n e t a
s t r e n u e e t p r i r d e n te r , e n n e t a s a r c é s et o p p id a Episcopatus, a n n o n a caeterisque necessariis
fu lp itaV i n lib e r a p o t e s t a t e successoris d im it t e n s .
( 2 ) Ten jaie 1 3 8 3 komt ons in de Cameraarsfekening van den Deventerschen Cameraar
H. Splithof het volgende voor (medegedeeld door Mr. J.) v a n DOOfcNlNCiv): alieni meyster
«Gheride die goltsniid omme dat hi der stad payineflt, alse iij!= oalde schilde, die sio Jacob
«den Denpinghen schuldich was, en e oelde sch. die sie Alberte, van Loohìuiyseil schuldich
1 0 *