terwijl hij vermeldt, dat zijne denkwijze niet ongunstig was voor de mtbreiding
der leer van l b t e b , die thans in Nederland opgang begon te maken. Het
bbjkt toob, boe men ook over de tegenstrijdige oordeelvelkngen van h e d a en
noviomagus möge denken, dat Klips, die de wereld gezien had (hr, had den
post van Admiraal onder Koning Karel bekleed), de misbruiken, die m de kerk
waren geslbpen, niet alleen doorzag, maar ook zijne gedachten bet gaan over
derzelver verbetering. Zoo wilde bij eene vermindering der kerkebjke feestda-
-en bet beteugelen der afpersingen en geweldenarijen van kerkverzorgers {pro-
lu^res) en dekens, bet aansteben van gesebikte en bet verwijderen van onbe-
kwame predikers, zoo als er toen vele waren, bet beter verzorgen der armen,
enz Docb zwakbeid en menscbenvrees verhinderden bem deze bedzame bedoe-
lingen uit te voeren (1). Hij bad als gezant te Rome aan het Paussebjk Hof
veel gezien wat zijne hoogste verontwaardiging opwekte, en aarzelde niet, ron -
uit te verklären, dat naar zijn oordeel-de Heidenen beter en onschuldiger ge-
leefd hadden dan zij, die nu der Christelijke wereld wetten van Godsdienst
voorschreven (2). Als wereldüjk Vorst was eene zijner eerste vemgtingen bet
uitgeven van eenen Landbrief ten beboeve van het Boven-Shcht. Deze bnef toon
de gebreken aan , waardoor vooral Overijssel vroeger veel nadeel had geleden ,
en bevat voorzieningen., die tot derzelver verbetering zouden moeten dienen. Ai]
betroffen ten eerste bet krijgswezen; ten tweede bet gebruik van represahen;
ten derde den toi op den uitvoer van onderscheidene zaken; ten vierde de wei-
gering der Schonten om panding te vergönnen voor binnenjaarscbe paeht; ten
vijfde bet gebuurd krijgsvolk; ten zesde bet regt van plaatsvulbng der km s-
kinderen; en ten laatste de verkrijging van vaste goederen door ktoosters Om-
trent de krijgsdienst in Overijssel werd bepaald, dat bij vijandebjke mvallen de
vierde man nit ledere boerschap zoude optrekken. De te hms bbjvenden zou-
den daarvoor, naar mate van hun gqed, de bepaalde vergoeding aan de rnttrek-
kenden doen. Ieder Schont zou bij die, welke uit zijn gengt mttrokken, zijn
en blijven, enz. enz. Over de wapenen in deze dagen, en in bet algemeen
(1) Zie de Schrijvers aangehaald bij a r e n d t. a'. p., b l . 331 en 332.
(2) Zie de Schrijvers aangehaald bij am n d t. a. p.
over dezen gebeelen Landbrief, gelijk over zoo vele andere zaken, verdient
kacbr nagelezen te worden (1).
Terwijl Filips van Bourgondie zijne sloten in bet Nedersticbt versterkte, bet
hij de vestingwerken van Ootmarsum, Göor, Delden, Ommen en Hardenberg
siechten. Bij geene onzer Geschiedschrijvers bebben wij eenige geldende be-
weegreden voor deze daad, die ons tot dus verre onverklaarbaar voorkomt, kun-
nen vinden. Te dezer tijd toch had eene onbetaalde bende ruiters, die onder
Frederik van Baden in diens soldij bad gestaan, Oldenzaal, benevens bet kas-
teel Lage vermeesterd, Saband en Twentbe, tot voor de poorten van Zwolle
waar de Bisschop zelf zieh bevond, te vuur en te zwaard verwoest, en slechts
tegen een geldebjken afkoop hare rooftogten gestaakt (2). Ook hield de on-
geregelde troep, genaamd de zwarte hoop, uit Friesland getrokken, Overijssel
steeds in beweging en stroopte tot in de omstreken van Deventer. Zij verbeten
echter niet lang daarna Overijssel, om elders bet loon hunner eüveldaden
te ontvangen (3).
Hoewel Bisschop Fibps bet bezit van den Utrechtseben zetel aan Koning
Karel (Karel V) verschuldigd was, wees hij echter diens voorslag tot een wer
derzijdscb verbond tegen hunne vijanden van de hand, dewijlj en te regt, de
Staten aan beide zijden van den IJssel vreesden, dat zij daardoor slechts te
afbankebjker zouden worden van het Huis van Oostenrijk, doch de strekking
daartoe was, gebjk wij weldra bespeuren zuben, zoo groot, dat, wat men ook
deed of nabet, de zaak toch binnen weinige jaren haar beslag kreeg.
Het Oppersticht sloot kort daarop, te weten in 15 1 9 , met den Hertog van
Gebe , Karels hardnekkigsten vijand, eene aberbelangrijkste overeenkomst, na-
mebjk, eene waarbij bepaald werd, dat men alle misdadigers op elkanders
grondgebied zoude mögen vervolgen (4). De Bisschop zelf stond, althans
schijnbaar, in goede verstandhouding met Hertog Karel van Egmond, welke,
(1) Zie onder anderen in zijne OverijsseUcke Geienkstuhken het Eie Stak, bl. 205 en
volg. (Kämpen 1784, d. i. na de nitgave van het I e D. van den Tegenm. Staat vrn Overijssel.)
(2) Zie geloenhaoeb (gerarbus koviomagus) in Philipp. Bmg., p. 188 190.
(8) Zie r e v i o s , Bavenl. Blustr. p .,205.
(4) Zie dumbar en Moosen aangehaald in den Tegenw. Staat, bl. 170.