FRSORIG' ROSIffiRORV' ISXIPSR'
G. weegt 3,28 w. Kwam ona alleen. voor in de Verzameling Res Heeren
k e e r t e Amsterdam.
Deze munt kan niet anders geslagen zijn dan tusschen de jaren 1486 en 1488.
Het schijnt alzoo, dat de Deventersche regering al zeer spoedig van de ver-
gunning gebruik heeft gemaakt; men zoude zulks althans kunnen afleiden uit
eenen post in de Kameraarsrekening van 1487, aldus luidende ( c o s t jo r d e n s ,
bl. 28): //Item Willem die Kemener vors, heeft vi bunnsche goldenn laten
// smelten.tot.eenre naelden, dair men na munten sali, dair hessel die helffte aff
//heeft, facit xii ß? vi st.//
Kort daarop zond men uit Deventer naar //Claes Nyber den muntmeister,//
om te komen, //ten einde over munten te spreken.//
2Ct 2 heeft op de vz. de zelfde afbeelding als N" 1, doch tot omschrift:
MOW * ö S * D2SVSXOTRI2S 88 *
d. i. Moneta de Daventria 1488.
De kz. is de zelfde als van N” 1.
G. weegt 3,17 w. Eigendom van den Heer k e e r . Een ander exemplaar,
in de Verzameling van Professor s e r r u r e te Gend, weegt niet ten volle 3 w.
In eene Muntordnung of valuatie van Keizer Karel des jaars 1551, te Augsburg
uitgevaardigd, in eenen gecertificeerden afdruk in het Archief te Deventer
aanwezig, worden onder de guldens, op 69i kreuzer gewaaxdeerd, genoemd:
//Dauenter auff der ein seitten eyn Abt auff eynem Stul. Zu den fassen eyn
// schiltlin darinn eyn Adler; Umbschrift mm de Daventria 88 , auff der ändern
„seitten des Reichs Appffel, Umbächrifft Fridmc. Roman. Imper.
N‘ 3 heeft op de vz. de zelfde afbeelding als N° 1, en ook het zelfde omschrift.
Het omschrift der kz. luidt:
iBTSRIMIWAß' * R0MAI20' * R S «
d. i. Maximiliaan, Roomsch Koning.
G. weegt 3,3 w. *kigendom van Professor s e r r u r e te Gend.
Maximüiaan werd den 16 Eebruarij 1486 , gehjk men weet , tot Roomsch
Koning gekozen, en eerst in 1493 tot Keizer.
De onder N° 4 door ons afgebeelde munt is ons nimmer anders dan in
Beeldenaars (zie, onder anderen, die van 1580 en 1633), en wèl met het
jaartal 1448, voorgekomen, dat duidelijk eene lompe fout is; maar men nam
het met de naauwkeurigheid in de Beeldenaars juist zoo naauw niet. Het jaartal
zal 1498 moeten zijn. De munt heeft zoo veel overeenkomst met de vorige,
dat wij geene nadere beschrijving noodig achten.
Dat men in 1503 voornemens is geweest (ze is hoogstwaarschijnlijk echter niet
vervaardigd geworden) te Deventer gouden munt te slaan, blijkt uit het vol-
gende stuk, ons welwillend door Mr. w. h . c o s t jo r d e n s medegedeéld :
M u n t b r i e t v a n 1503.
Wth Sonderlingen beveel ende gehieten des ghemenen Bades. Vs bij oeren werdeyns
(Peter Gotschalck ende Peter van Mouwiok verraempt een ordinancie van golden guldens
bij Gheryt van Elten oeren montmeister gemont te werden, opden ketel, als die brief hem
dairvan gegeven begrepen heft. Ten yrsten dat hie monten sal golden guldens, holdende
achtyn kraet fijns scherpliok gesoraet, dat die ene nyet swaerre en sij dan die ander, ende
der selven sullen gelijck wthkomen bereyt ende gewerdyrt sess ende tsoeventich stucke
opten marck troys, Ende , want Gheryt na uermogen sijns breues opten ketel monten sal,
ende dan sijns lijves onbevairt tblijven, sal hie hebben op eleken marck weghens bereit to
remédie een' halten eng. onbevairt tot werdyringe des werdeynsende so sulx na mennich-
foldicheit van wercke gèboeren mochte, ende nyet anders, Ende vorder to remedie dès guldens,
sal hie hebben opden marck twee greyn oiek sijns lijves onbevairt iriit vorwerden dàt
hie die remedie In kleyn noeh groet gebrueoken sal tot sijnen profljte, dan oft sulx geviele
dat hie doch na sijnen vermögen verhoeden sal, sal wesen, tot profijte der stadt, Ende want
die monthmeister die remedie tot sijnen profijte nyet gebrueoken sal als vurs. steet. Sullen
die werdeyns tot.alien tijden tot oeren koer werdyren mögen van den stock oft van den
opgenamen. wercke. Ende die monthmeister sal geholden wesen alle yair tot tween tijden
alst den werdeyns belieft sijn busse te laten werdyren en gheven der stadt van elck marck
troys gemont to sleeschat een der guldens vurs. ende sal voirt den koepman beide In der
monten ende wesseliuge guet bescheit doen, dat dair van ghèen clage en kome als die
brief vurs. dair van begrepen heft. Ende opdat ommers dair Inne gheen gebreck vallen
sal, heft gheryt bestediget mit sijnen ede truwelicken te willen holden èndè verwaren alle
die pnncten :so vurs. Staat ende die remédie angaende sijn profijt nyet tö soécken ende van
den penuingen nyet wth te geven, hie en sij yrst werdyrt ende togelaten van den werdeyns
vttrs. sonder arglh Oirkonde der wairheit sint deser cedulen twee gesneden wth den
, 38*