de Robert de Bethune inclusivement, Gand 1852 ,4 '. — Wij meenen het muntje
te mögen toeschrijven aan een der eerste Heeren van Koinre, en wel aan een
der Hendrikken.
N" 2 is eene slaafsche navolging van eenen zilveren penning, penny of sterling,
van den Engelschen Koning Hendrik I I I , die van 1216 tot 1272 regeerde.
Deze zijne munten zijn afgebeeld bij euding , Annah o f the Coinage of
great Britain, PI. I I , N" 18.
Het duurde voorzeker eenigen tijd, alvorens zijne munten algemeen op bet
vaste land in aanzien waren: maar toen bare deugdzaambeid genoegzaam erkend
was en zij door den grooten handel met Engeland spoedig bet burgerregt ver-
kregen hadden, bootsten vele Vorsten ze, even als later die van de Eduards, na;
zoo zagen wij ook deze muntsoort ten jare 1288 te Ambem, en wel. met Kei-
zerbjke vergunning aan Graaf Reinoud I , nagebootst. Wij beeldden die Arn-
hemsche sterbng af op PI. XXVIII, X’ 2 , van onze Munten der Craven en
Hertogen van Gelderland (Haarlem 1852).
Het spreekt van zelf, dat deze nabootsingen der goede Engelscbe munten
door de zoo weinig mägtige Graven van K'uinre alleen om des voordeels wille
geschiedde. Zij bootsten ze dan ook na in afslagen, wier gebalte zeker met
zoo deugdzaam als die der Engelsche stukken was, doch wier afbeelding en
opschrift de in lezen en schrijven toenmaals zoo gebeel onkundige menigte (1)
ligteiijk op bet dwaalspoor konde brengen.
De munt heeft dan op de vz. eene nabootsing van bet hoofd, gekroond en
en fa ce, van den Engelscben Koning Hendrik I I I ; nevens betzelve vertoont zieh
aan de linkerzijde eene band, die eenen lelieschepter (?) vasthoudt. Hetomschrift is : ■
lj©I2R (deze beide letters aan een gehecht) IGVS RSR HP
Op de kz. ziet men een gelijkbeenig, geopend en aan de eindfen een weinig
omgekruld kruis. Tusscben de beenen twaalf bolletjes, als om aan te wijzen,
dat twaalf zulke stukjes een sbilling of schelling uitmaakten (en wederom twin-
tig schellingen een pond), om welke reden weten wij met. Omschrift:
| RlGV | S GO | MSS.
(1) In die dagen kon, behalve de Geestelijken, bijkans niemand lezen.
Maar wie is die Hendrik? Waarschijnlijk die, welke door den Heer d i r k s
Hendrik II genoemd wordt, en die tusschen 1263 en 1294 in de Geschiedenis
voorkomt (1). Deze munt is ons tot dus verre niet in het oorspronkelijke
voorgekomen, maar door ons ontleend aan een berigt, door den Heer th o m -
s e n medegedeeld aan dön Heer j . y . a k e rm a n , over eenen muntvond van
Plaagendrup in Denemarken, waarin ziob deze munt met andere bevond, en
waarvan de afbeelding werd geplaatst op eene Plaat in the Numismatic Chronicle
van Julij 1850, onder N" 4.
.Men ziet uit bet vinden van deze en andere, hierna te beschrijvene, Kuin-
dersche munten in bet hooge Noorden, hoe aanzienlijk onze Nederlandsche handel
vroeger in die verwijderde streken was.
De Heer th o m s e n geeft geydgt noch gehalte op, zoodat wij die ook niet
kunnen mededeelen.
N“ 3 heeft op de vz. weder bet gekroonde hoofd des Engelseben Konings en
face binnen eenen parelrand, doch tbans zonder de daarbij afgebeelde hand met
schepter. Omschrift:
fySHRIGVS RSR IIP.
De beteekenis der drie (of misschien eigenbjk slecbts twee) laatste letters is
vöor ons onzeker.
Op de kz. ziet inen een kruis en twaalf bolletjes, even als op N" 2 , maar
bet omschrift is thans:
GIVI | GVH | BSH | GIS.
voor: Civitas Cwnrenm, of: Stad (?) Kuinre.
Het kleine dorp uit onze dagen zoude waarlijk op den titel van civitas geene
aanspraak maken! maar bet was noodzakelijk bij de nabootsing. Ten zij men
civitas eenvoudig als biirgerscfiap, of ons gemeente, het zij groot of klein, ver-
staan wille. Is door ons ontleend aan de boven vermelde Plaat uit de Numismatic
Chronicle van Julij 1850, N” 6. Wij kennen dus gewigt noch gebalte.
N° 4 wijkt in het omschrift, waarin men, naar bet schijnt, den naam en den
titel des Engelschen Konings niet meer durfde -te berbalen, thans aanmerkehjk
(I) Zie boven bl. 146.