Zij is geslagcn in 1534 en 1535 ten bedrage van 942 marken, en in de
opneming vfin 18 Julij 1537 werden er nog 581 marken verantwoord, makende
te zamen, tegen 114 in t het mark (zie de Ordonnantie boven bl. 285) , een
getal van 173,622 stuks. Op eene afzonderlijke nota sta a t, dat er tusschen
7 Junij 1538 en 26 Maart 1539 nog 172 mark gemunt zijn, uitmakende een
getal van 1 9 ,6 0 8 'stuks.
Wij deelen op onze 2« Supplementplaat (XXI) een in de Ornamenten der vz.
afwijkend exemplaar mede.
Men heeft gezien, dat het gehalte dezer muntsoort al zeer laag is.
N“ 12 is de af beelding van den- halven stuiver, in de Muntordonnantie, boven
vermeld, butken genaamd. Type eii opschriften dezer muntsoort verschillen niet
van die der dubbele en enkele gosselers.
Wij vonden deze m u n t, die 1,3 w. weegt, in de Kabinetten der Heeren
munnicks van cleeef , meijer en serrüre. Zij bevindt zieh ook bij den Heer
von reiohel te St. Petersburg.
Volgens de aanteekeningen in het Deventersche Archief zijn er van deze muntsoort
in 1534 en 1535 vervaardigd 334 marken, terwijl er op 18 Julij 1537
nog verantwoord werden 167 marken, zoodat e r , tegen 164 in het mark, alzoo
in het geheel gemunt zijn 82,164 stuks.
Nog later vonden wij op eene andere n o ta , dat er in Julij 1538 en Julij 1539
nog 47 m a rk , 6 oneen gemunt z ijn , makende een getal van 7,831 stuks. •
Verder leest men in de aanteekening van gemeld Deventersch Archief, d a t,
behalve de dubbele, enkele en halve stuivers, nog op den 18 Julij 1537 zijn
opgenomen aan plakken 1 7 0 , aan halve plakken 156 mark.
Wij hebben deze muntsoorten nimmer ontmoet, althans niet met het jaartal
1 5 3 4 , ten zij de muntjes, daar bedoeld, die zijn, welke wij onder N° 18— 25
mededeelen en zoo dadelijk gaan beschrijven.
De «mntjes op PI. X I , onder N° 18— 21 medegedeeld, hadden door ons
reeds vroeger m oeten. geplaatst geworden z ijn , als behoorende tot de mimten
met het opschrift:
Trium dmtatvm Imperialinm.
N° 18 heeft op de vz. de drie naar elkander gekeerde Wapenschildjes der
Overijsselsche hoofdsteden. Misschien heeft ziäh in hun midden de letter I
bevonden; wij durven daaromtrent niet te beslissen. H e t omschrift i s :
DAVE CAMP JVOL
Op de kz.. rust het Deventersche wapenschild op een eenigzins versierd vier-
beenig k ru is, tusschen welks beenen zieh een parelcirkel vertoont. Omschrift:
TRIVM | CIVIT | AT • IM | P E • 50
althans zoo meenen wij het jaartal te lezen. H e t zoude ook misschien 56 kun-
nen geweest zijn, daar er een stukje aan den rand soMjnt'ie ontbreken.
K. B. weegt 0,6 w. Berust alleen, voor zoo verre ons bekend is , in het
Koninklijk Kabinet te ’s Gravenhage.
Waarschijnlijk is deze muntslag eene continuatie van eenen vroegeren, aan-
gezien wij in de ons medegedeelde lijst van te Deventer ten behoeve der drie
steden gemunte stu k k e n , op 18 Julij 1537 opgenomen vinden 170 marken aan
plakken en 156 marken aan halve plakken. Verder aan plakken van 17 Februarij
1538 tot Augustus 1 5 3 9 , 103 mark; in October en December 1 5 4 9 , 58 mark.
De onder N° 18 afgebeelde munt was waarschijnlijk de p la k, körnende overeen
met d e , zoo het der Voorzienigheid behaagt, later door ons uit te geven Gro-
mngsche plakken.
Ook in latere voorhandene Muntmeestersboekjes komen verantwoorde plakken
der drie steden voor.
Onder N“ 19 geven wij een plak , die stellig in het jaar 1556 geslagen is.
Vz. de drie wapenschildeu, even als op de vz. van N“ 1 8 , doch thans Staat
duidelijk de cijfer I in het midden derzelve. H e t omschrift is n u :
DAV • CAM • JWO.
en op de k z .: TRIV | M • C I | V I • IM | P E = 56.
K. B. H e t gewigt is mede 0,6 w.
Bevindt zieh, onder anderen, in de Verzamelingen der Heeren van der
noordaa, de roije van wichen, meijer , en eokker (te Middelburg).
N" 20 is eene dito munt van het jaar 1559.
Zij bevindt zieh, onder anderen, in de Verzamelingen der Heeren meijer,
DE ROUE VAN WICHEN en SERRURE.
N° 21 is eene dito munt van het jaar 1575.