Muntmeister, van eenen gioeten silueren . pennynok tmaioken, genoempt een Jochim(sic)
daler, die hij maicken sali op die ordinantie ende veisegelinge der stadt .Niemegen, dairvan
wij guede ervaringe genoemen hebben, Jnhaldende, dat. die grote, silueren penninek offte
daler so guet van siluer ende gewichte wesen sali als nu ter tijt Conynck fferdinandus etc.
als in ’t slot van 1538, behalve dat er natuurlijk drie steden in plaats van stad Staat;
volgende echter thans op'hets «Ende opten snede — enen engels.»
Item noch die haluen des vurss. silueren penninges te munten, so wert ende so guet als
nae aduenant des gehblen ende groeten silueren penninges. Ende die Muntmeister vurss.
sali van elcker marck wercks tot sleelschat geben dardenhaluen stuuer.-brabants valuert;
Dan, beuonde men mitter wairheit, dat,die Muttmeisters van den Conynck fferdinandus,
kurfursten, -ffursten, Heren, Grauen ende Steden .vurss, meer tot sleetsoh'at geuen, Ball
meister Willem-,oiek..geholden .sijn. - ' . : -
Op welche ordinantie zekere Jochimdalers onder onser drier steden wappnen vurhynne
gemuntet sijnnen gewest.
Ende meister Willem vurss. hefft op dach van hueden in tegenwoirdicht van onser drier
Steden gedeputierden geloefft zekerlicken, ende lijfflicken ten hilligen gezworen, den Jo-
chimdaler also guet int alloie ende gewichte te maicken als.vurss. Ende, bij geuall dair-
ynhe enich gebreck benonden wurde, alsdan dairom gestraffet te werden, als zieh dat eigen
ende behoeren sali. Dan, want in desser ordinantie besereuen staet, dat hij die Jochim-
dsders so,goet maicken sali int alloie ende gewichte als die roemssbhe Conynck fferdinandus,
kurfursten, ffursten, Heren, grauen ende Steden des Bijcks munten, ende dairbij die spe-
dficatie vtgedruckt, ellick marck. dairaff holdende thien penningen ende aphtien greyn fijn-
siluers, off dan gebuerden dat. die marck yan enigen Jochimdalers, bij den vurss. Heeren
Conynck, koirfursten-, ffursten, Granen ende Steden gemuntet, benonden wurde beter off
arger tsijn dan die marck,.haidende thien pennyngen ende achtien greyn fijn siluers, wan-
neer nochtans meister Willem onse muntemeister blijft bij die thien pennyngen ende achtien
greyn fijn siluers in elcker marck nae die specificatie ende gewichte vurss., sali dairmede
volstaen sonder nochtans dairynne enige airgelist tgebruyeken.
Hefft mede gelaift ende gezworen, dat hij geene werck sdl laten vtgaen eir dattei selue
bij den werdeyn, dairtoe nerordent, werdiert sali sijn. Sonder argelist. Oirkondt- sbriefs
mit onser drier Steden zegelen besegelt. Gegenen Jnden Jair ons Heren dusent vijff hun
dert een ende vicrtich, opten. soeuen ende twintichsten dach Octobris. |
(Alle drie zegelen meer o f m i n beschadigd.)
Bl. 234, reg. 11 van boven, Staat: te Zutphen, te Deventer, enz., voeg b ij:
te Kuinre, te Vollenhove, te Biervhet, enz. -
Bl. 239, reg. 9 van boven, Staat: rei, lees: rij.
Bl. 241, in bet midden, staat: Hertog vari Aremberg, lees: Graaf.
Bl. 240, in het midden, staat : günstiger voarslagen als, lees : dan.
Bl. 251, reg. 5, staat: binnen de stad Deventer vervaardigd.
Men voege hier achter:
Het blijkt echter nit het Liber Memorandarum der stad Kämpen van 1555,
den 14 October, fol. 21, dat men aldaar niet te vreden was over de handelwijze
van wiJNTGis, als die de eene muntsoort bezigde om eene andere te slaan. Wij
lezen toeh t. a. p. (volgens goedgunstigè mededeeling van Mr. j . v a n do o r n in c k ,
Arehivarius van Overijsselj : i/Iteni to gedencken dat; wij to twee malen an den
» vrunden van Swolle geschr. hebben om die vrunde vàn Beuenter te adnertieren
»dat M. Balthasar daler ende sylueren realen tot hem wesselt, slaende also
»ghelt van gelt, dar den drien steden oerer Munten haluen wal schaden wth
»uerrijsén mochte, ende dat die van1 Deuentèr’ sulx bij den'Muntmeister vorss.
»voerkömen ende Verbieden solden1 etel. daervan alnoch p e n ! antwört weder-
«emme gekomen.»
Bl. 251, laätsie woord: bl. 50 , lees : bl. 59-,
Bl. 258, reg. 2 van boven, staat : onder N" 2 , lees : N’ 3.
Aldaar; reg. 4 van1 onder. ; Yerander mede: als zoo:even aangewezen.
Bl. 255. N" 39 komt ook, in den Haarlemmermeerpolder opgegraven, voor
in de Verzameling des Heeren w. j . d e vö o o t te Amsterdam, en Schrijver
dèzes works bekwam nog een ander elemplaar, dat bij Koeverden opgegraven
was.
Bl. 255.: met het jaartal 1568; oök, u i t h e t gewézene Haarlemmermeer,
b ij den Heer w. r . d e vo o g t t é Amsterdam.
Bl. 256, reg. 13 van onder, staat: 1572. .
Mr. J . v a n d o o r n in c k meldt òns uit eene Cameraarsrekening van Deventer
van 1572, dat de Regering dier stad in dat jaax een gedeelte van haar zil-
verwerk naar den Muntmeesler, Mr. Balthasar , had gezonden (d. i. B.
Wijntgis).
Bl. 277 staat: Afschrift van N" 874, te weten in het Archief van Deventer.
Bl. 281, reg. 2 van boven, voeg bij : Ook bij den Hr. b e e l a e r t s te Schipluiden.
-52*