
M
Ttr;
Í 7 6 0 0 Ñ ? d e r V ö g e l e Ñi
befchouwing , ik zal ze U dok vertoonefl i
dan , ten welken oogmerke z y daar ftaan,
weet ik niet. Deeze Donsvedertjes, liggen
verder vanéén , dan de bovenvederen : want
tusfchen beiden ftaan eenige H airtjes, om
alles beter te Vullen, en digt te maaken.
Met dezelven' behoeft de Vogel zieh niet.
tc bemoeien ; hy moet alleen zorgen , dat
de Vederen , alien opzettelyk naar agter geze
t j om dc fnelle vaart te bevorderen,
zeer net en glad blyven ftaan , om dat er
de Wind over glyde. Hierom moet h y ,
wanneer er één opgewaaid , o f door een
ander toeval vah haate plaats géraakt, ge*
krenkt o f gefronzeld is , dezelve aanftonds ,
zo dra hy r u s t , herftellen, het geen gy
hem met den bek dikwyls zult zien doen.
H y bemiöt toch zyne fchoonheid, en kenc
het nadeel van ongeregeld liggende Vederen.
V . Waartoe dient verder dit Dons onder
de Vleugelen ?
A . D e geilooten Vleugelen zouden de v e deren
, zo die onder dezelve ' ook wa*
ren , te fterk klemmen tegén de zyden , en
z e lv e niet net fluiten aan het ly f. Des is
hier Dons geplaatst. D a n , eene byzondere
nuttigheid heeft hier het Dons. Om dat de
W in d , uit de holle Vleugelen geflagen , ten
deele op dc beide zyden des Lichaams v a l t ,
cn die dus zeer b ek o e lt; zo vergoedt bet
D o n s ,
V e d e r e n DER v öG E L fif i, i f f
Öohs , meer dan Vederen verwarmendc ; eh
daar dikker ge z'e t, dit kbud ongemak , dafi
dc Vogel anders lyden zou.
V . Hoe klaarblykelyk ftraalt hier de zo ig
des goeden Scheppers omtrent de VCderen
der Vogelen door i
A. Dit lydt geene tCgenfpraak ! b an ,
uwe verwohderihg is oorza ak , dat ik my
eene andere Waarnefeming, met geene min*
dere verbaasdheid gedaan; thans herinnci-ei
Eeneh myner oplettendh Vrienden hoorehde
fpreeken van dubbele Vederen , welken hy
meendb iii de Patryzen gezien te hebben ;
Eo drong my de faieuwsgierigheid ten onder*
zoeke der Vedel-cn in verfcheiden’ Vogeleni.
Eerst kwam my eene Houtfnep voor , tiifi
welker eene Wiek ik de twee eerfte Slag*
pennen trok , die hier verbeeld zyn ; Flaat
3. Figs ' t ' , eti 2. '—— Gy ' z i e t , dat d‘e.
Voorfte Slagpen , Fig. i . aan de eene zyde
in 7 a. a. a. eenen zeer fmallen Baard h e e f t ;
ftat is , V ed e r tje s , die digt op elkander
liggen , fehuins afloopen , en botfcherp zyn j
om den daarop vallenden Wind , gelyk ik
iJ z e id e , te breeken ; aan de andere zydä
der Pen is d e ,baard in b. b. b. vcel Ian*
g e r , om dat ze naar agter gekeerd i s , dö
breede wiek moet vo rmen, eii Vat, op deh
•Wind hebben — D e tweede daarop vol*
gendc Slagpen ; Figi 2 , heeft aan beide zy *
II. d e e l . M diS
I
■
i l
'■ it:
. .7 ■ -'S?,.;.
f t '
f t '