
J.
i 1'
1
iM1 .Mi
il Mi
4 1i ■ i
i
1 '
i4 t
i'V :' i
1 ì| „4
)' j¡"5■ 1il :1--' '
f,i 1!' M /,
I
I!
3 0 8 B RO E I EN DER VOGELEN .
eeten dat de Schepper de jonge VogeléO
ongemeen fchielyk laat opgroeien , w y l z f
voor veele gevaaren bloot ita an , die z y
niet lang kunnen ontvlugten ------ dat het
W y f j e , te vooren vreesagtig, nu Moeder
geworden z y n d e , zo moedig en itout i s ,
dat , by voorbeeld, eene Hen U zou aan*
vliegen , zo g y de jongen te na wilde ko-
men — — dat de Moeders , de jongen
voedende , aan elk de fpyze op hunne beurt
geeven , nooit aan één dubbel, o f aan een
anders niets — eindelyk, dat de Moe*
ders zeer zindelyk zyn op haare N e s te n ,
en den jongen , zo het die niet uit eigen
aart doen , leeren, het agterfte daar uit te
fteeken , en dus den ingewanden te ont*
lasten ?
V . W e lk eene groote L y s t van fraaie ei*
gen fchappen hebt gy my hier gegeeven ?
A. Ik moet er nog meer bydoen ! Hebt g y
wel g e l e t d a t . b y de Dieren geen Man ,
na de paaring, omziet naar de Vrouw o f
de Kinderen ( ’ t geen ook niet noodig i s ,
en ons zeer nadeelig zou zyn : de Hengst
moet intusfchen elders dienen, de Merrie
kan het Veulen voeden , en ze lv e intusfchen
eeten) doch dat b y de Vogelen de Huwelyks
liefde lang duurt ■;----- dat , uit dien
hoofde , het Mannetje, als het W y fje . zit
te broeien, haar vermaakt met zynen zang ,
es
f
M
LiEFÖE UeR VOGELEN, 20ß
m duP trägt dén verVeelenden tyd té vèr-
tìryven — - dat het Mannetje gaat broeien ;
bm de Warmte te vehneerderen, als het
W y f je voor zieh ze lve fpyzb mbfct gaati
izoekcn ; o f , om haar te troosten , nevenä
haar gaat zitten ------ d a t ; zo k n g dò
Kuikens kaal zyn , fen voor koude o f veelé
ändere gevaaren bloot ftaan, dé liefde één
van de beide Ouderen altyd thuis houdt
dat de genegenheid dfer Dieren , ah
leen maar voor het oogenblik der Voortteei
linge j plaats hSeft ; maar by de Vogelen
gaan vo o ra f liefde , verbindtenis , zamenwo^
nihg j zorgen vOor ; en zOrgen na. Dan ;
deeze drifteii eindigen ook ten làafcften i
egter niet dan op den regteü tyd : Want dd
bnverwinnfelykfc liefde vOor de jongén ¥er-
dwynt niet dan op het oogenblik ; dat ¿è
.zelve deh kost kunnen vindfen ; fen verlad^
ten deezen dan niet goed willig dèh N e s t ;
ÉO dry ven de Ouden hen met geweld naäir
buiten. Vangt g y de jòngeh, nog onbe*
kwaam om den köst te haalen ; en ze t g y
ze in eene k o o i, de oüdel-Jyke liefdò b ly ft
duuren , en z y zullen ze voedfel breiigen
— ■ V e rd e r , dat dò onderlinge Hùwe-
lyks genegenheid tusfchen Man cn VrouWj
alle de jongen groot geworden zynde , zo
Volkomen ophoudt, als o f ze nooit by hetì
|)laats gehad hadt -----* dai z y in ziékién
IL msti Q gsa
't
•X
(' /!
' 1 - I
• i r . .