
iß . f l tr.
Í t
4i< - •
® J ' l ' i ' 7' ( f
9 3 0 o m e e b o d d i h u d i k V r s s C H I K .
r » ' » « ; J a a r in i , X ,
» * » i „ * K « « «
y de Zoonen van zynen dankbaaren jo se f ,
o p d e nadrukkelykfte-wyze, wilde zegenen
w e n f c t "^ ^ ^ “ igvnldiging toe,
wenfchen wist geene betere gelykenis , dan
die der Visfchen J te vinden'. , Dat. zy yermemgvuUigen
als Visfchen % menigte , in ß
des l^ndsi zeide hy. Gen. X L V I I I ,;
16. En t fchync een vasten rege] in Gods
onderhouding te weezen,, dat hoe meer
S f r 7 S ^ 1 cb ie t, op dat er veelen zyner -jSTaomelingen
des te gemakkelyker zouden
c v e * ,y v e „ ; e „ J * “
t o e „e tte ruime fchikkmg te ilen , goed f
^ ..a k e r a e r J a r .Was „ nu geene vefnieling
welke al van onds bekend w a s . gelyk 1 ’
7 r / 7 T ”' “ K " zoudt gy de menfchen maaken als de Visfchen
Z e e ? m s . M i ß . dat i s , , a l s deeze
f r I s f o t
v e n , plonderen, en verwoesten 5 T was er
n i e t , zeg i k , , deeze vernieling, de V V
fchen zouden wel dra de Wateren zodanig
-neemen,, dat .er: geen. Schip. zou kunnen
doorkomen, gelyk e r , vóór eenige jaaren
20 veele Ansjovisfen , op fommige^ plaatzen '
- oi^e Zuiderzee w a ren ,.M a t e f b f a f f
Schmt door heen kqn.
7 * 'V
© N D E R H O U D I N G d e r . V I S S C H E N . 3 3 I
, V. Wa t befluit trekt gy hier verder u it?
A. De w y z e Regeerder der Waereld be-
fcikt n u , door. deeze wet der vernieling,
twee oogmerken te gelyk. De Wateren wor-
den .Mus niet opgepropt vol van Visfchen ;
e n , den eenen den anderen verflindende,
worden de overblyvenden, g evo ed , en wasfen
op , om ons naderhand ter fpyze te ver-
ftrekken. D e verflinding gaat e g te r , aan den
anderen. kant , ook niec te verre : want de
Schepper h o u d t, tusfchen de vernieling en
de vermenigvuldiging , de wonderbaarlykfte
en onbegrypelykfte Evenredigheid , zo dat al-
Jes in het volmaaktfte evenwigt blyfc ftaan.
V . HoC meetkundig is de Verordening van
alles ! W ie kan ze uitfpreeken ! . . . . Dan ,
daar alle Visfchen zo fnel zyn , begryp ik
niet , op welk eene w y ze z y elkander zo
w é l weeten te betrappen 9
A. De een is fneller dan de ander , en
vangt,hem dus. Z y weeten ook , door hunne
groote listigheid, elkander te verfchalken.
Daarby wordt de weerlooze , lig te ly k , eene
prooi voor den gewapenden — — By dee-
■ga gelegenheid valt my in , de verwonderlyke
konst van eenen Visch , dien één myn
e r Vrienden te Batavia gezien heeft. De ez
e . in eenc belommerde Beek zwemraende,
loert op de Vliegen , die op de Bladeren
dqr overhangende Booracn o f Planten zitten ,
waar«
' M ‘
I
f i 'i.
¥ -
■t
w.-
• f