
,1 I
II ■
1 11
hetzelve , om lang te kunnen gaan , weinig
ila ap t; een Hengst maar drie o f vier uuren
in de viereritwintig, doch een Ruin wat langer
— dat het de eigenfchap h e e f t , van
itaande te kunnen flaapen , om dat het veeltyds
ligplaatzen aantreft , die nat en vuii
2yn ------- dat dit fchoon D ie r , hoewel zeer
ite r k , niettemin teér van a a r t , en aan veele
ziekten onderworpen is. ------ dat een Hengst
ye-ertig, doch eene Merrie doorgaans zesen-
dertig tanden h e e f t , aan welken men , tot
het* zevende ja a r , kan z ie n , hoe oud z y
zyn : ; eene goede zorg der Voorzienigheid ,
op dat w y in het koopen deezer Dieren niet
bedroogen zouden worden, en een oud
voor een jong krygen — - dat z y vyf toonen
in de ftem hebben , -naar de verfcheidenheid
hunner aandoeningen. G y zult die
ligtlyk. kunnen onderfeheiden , g e e f er maar
acht op. Als z y een ander Paard zien ,
o f in toorn , o f vrolykheid, vrees o f pyn
zyn , hebben _ z y telkens eenen anderen
toon : een Ruin en eene Merrie binniken
egter zo veel n ie t , als een Hengst --
dat z y ongemeen fterk en fnel zyn , wy l
men voorbeelden h e e f t , dat één Paard één
uur wegs in elf o f zelfs in vier ■ minuuten
.afliep en dat z y , naast de Honden ,
onder onze handelbaarfte en leerzaamfte Dieren
te teilen zyn. Uit duizend Menfchen
kennen z y niet alleen hunne Meesters en
derderz,
elver ftenimen; maar z y geeven ook
tekenen van droefheid , wanneer ze hen
niet , en van vreugde, wanneer ze hen al
zien ------ Valt iemant byna onder hunne
pooten , z y zullen den gevallenen ont-
z ie n , en liever eenen geweldigen fprong
over hem heenen d o en , dan hem vertree-
den — - In verfcheiden’ Provin tien onzes
Lands , en zelfs van hier a f tot den Do-
nauw toe , v;*orden z y door de ftem hunner
Beftierderen alleen geregeerd, te weeten
, op het woord hot flaan z y regts ,
en op dat van haar links af. \Men leert
hun dit al vroeg ; dan , de afkomst van het
overoude gebruik deezer woorden i s , algemeen
zo veel ik weet , onbekend ------- -
Hun geheugen is ongemeen groot. Eenen
weg , dien z y eens betreeden hebben, al
is dezelve traalf uuren Jang , vinden z y ,
zelfs Ijy nagt 5 ligtlyk w ed e r , en zullen
daarop niet ftililaan voor dat ze t’huis z y n ,
ten z y ze eene herberg onder weg vinden,
waar z y het voorheen wél gehad hebben
------ Allerleie konsten kan men hun
leeren ; ik zal er U maar ééne noemen.
Een’ onzer Prinsfen 'van eene korte geftalte
een hoog fchoon Paard berydende, ’ t welk
te beklimmen hem zeer moeilyk viel ; zo
leerde men het Dier , door de voorpooten
voor- en de agterbeenen terug uit te z c tten .
F a zieh
\
'i;
.J
!